Paars door iedereen af te bidden
De meeste politici willen er nog niet van weten en zetten –zo lijkt het– tot 9 juni hun verstand op nul. Maar de kiezers en beschouwers van de politiek lusten er wel pap van: het speculeren over mogelijke coalities.
Daarbij is onmiskenbaar sprake van dagkoersen. Luidde tot voor kort de klacht dat door de versplintering van het politieke landschap het vormen van een coalitie straks lastiger is dan de moeilijkste sudokupuzzel, inmiddels kalven de politieke flanken weer wat af ten gunste van traditionele middenpartijen zoals VVD en PvdA.
Op basis van de peilingen van deze week zijn er wel degelijk coalities te vormen die bestaan uit het overzichtelijke aantal van slechts drie partijen. Eén daarvan is de combinatie van VVD, PvdA en D66. Zou bijvoorbeeld de peiling van NIPO werkelijkheid worden, dan komen de drie partijen die in de jaren negentig van de vorige eeuw de zogeheten paarse coalitie vormden, gezamenlijk uit op tachtig zetels.
Dat er daadwerkelijk een derde paars kabinet in aantocht is, is echter niet zo waarschijnlijk. Want bij coalitievorming komt heel wat meer kijken dan de vraag of een bepaalde combinatie van partijen de grens van 75 Kamerzetels al dan niet overschrijdt. Minstens zo belangrijk is of van de programma’s van de partijen in kwestie een enigszins samenhangend, eenduidig en ambitieus programma te smeden valt.
Wat dit betreft, hebben de zogeheten paarse partijen het zichzelf de achterliggende week alleen maar lastiger gemaakt. VVD-leider Rutte gaf de kiezers zijn erewoord dat in een coalitie waaraan zijn partij deelneemt de hypotheekrenteaftrek overeind blijft. D66-aanvoerder Pechtold koos precies de omgekeerde positie. Hij wil alleen aan een coalitie deelnemen wanneer die wezenlijke hervormingen in de woningmarkt in gang zet, zo verklaarde hij woensdag in het Carrétheater in Amsterdam.
Zulke massieve, tegengestelde, stellingnames maken de vorming van paars III natuurlijk niet makkelijker.
Op zich zou één zo’n geïsoleerd meningsverschil, te weten de hypotheekrenteaftrek, nog wel op te lossen zijn. Politici beschikken gewoonlijk over grote geestelijke lenigheid, waardoor zij het op het eerste gezicht onverenigbare toch nog weten te harmoniëren. Veel lastiger zal het worden als PvdA en VVD de komende vier jaar een effectief, door beide partijen gedragen bezuinigingsbeleid willen gaan voeren. De tegengestelde posities die sociaaldemocraten en liberalen op het brede sociaaleconomische terrein innemen, zullen hen een hele kabinetsperiode lang parten blijven spelen.
Terecht wees ChristenUnieleider Rouvoet er deze week op dat de eerste twee paarse kabinetten eigenlijk alleen konden bestaan bij de gratie van economische voorspoed. VVD en PvdA konden het acht jaar met elkaar uithouden doordat het geld bij tijden tegen de plinten klotste, waardoor moeilijke, pijnlijke maatregelen niet genomen hoefden te worden. Het is nauwelijks voorstelbaar, aldus Rouvoet, dat deze tegenvoeters het bij economische tegenwind eens zullen kunnen worden en blijven over zware bezuinigingsmaatregelen die genomen moeten worden.
Wat hiervan ook zij, gewenst is een nieuw paars kabinet in elk geval niet. In de eerste plaats niet vanuit christelijk perspectief. Het is immers vrijwel zeker dat het opruimen van allerlei christelijke restanten in onze samenleving, zoals begonnen in de kabinetten-Kok I en II, dan voortvarend zal worden voortgezet. Niet voor niets gaf GroenLinks-Kamerlid Dibi onlangs aan dat, mocht er een nieuwe paarse coalitie komen, twee zaken in elk geval geregeld moeten worden: een acceptatieplicht voor christelijke scholen en de garantie dat homoseksuele docenten niet geweerd worden uit het bijzonder onderwijs.
Maar het is niet alleen vanuit christelijke oogpunt dat paars een weinig aanlokkelijke gedachte is. Paars staat immers ook voor een periode waarin ideologische veren werden afgeschud, waarin politieke tegenstellingen werden weggemasseerd door een regenteske bestuurselite, waarin het monisme hoogtij vierde, en waarin de grote partijen blind waren voor onderhuidse onvrede onder de bevolking, onvrede die uiteindelijk resulteerde in de revolte van Fortuyn en de opkomst van het populisme van Wilders en Verdonk.
Naar die tijd hoeft niemand, christelijk of seculier, terug te verlangen.