Lucratieve truc van Kims maffia
De torpedoaanval op een Zuid-Koreaans marineschip geldt als de ernstigste confrontatie tussen Noord- en Zuid-Korea sinds het einde van de Koreaoorlog in 1953. Ds. Tim Peters uit Seoul ervaart de angst onder Zuid-Koreaanse christenen dat ze bij een escalatie hun welvaart verliezen, als de grootste schok in deze dagen.
De in de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoel woonachtige Peters zegt met enig cynisme naar de recente gebeurtenissen te kijken. Hij herkent een overbekend patroon van Noord-Koreaans gedrag dat meer op „Russische roulette” lijkt dan op een weldoordachte strategie. „Het regime heeft niets te verliezen en kan met dit soort provocaties enkel winst behalen.”
Peters is de drijvende kracht achter Helping Hands, een organisatie van christenen in Zuid-Korea die vluchtelingen uit Noord-Korea helpt bij hun vluchtpoging.
Volgens hem is Noord-Korea niet zozeer een staat als wel een maffiaorganisatie die intimidatie en afpersing gebruikt om te kunnen overleven. En die zich rijkelijk laat belonen als het zich bereid toont zich voortaan netjes te gedragen. „Die truc werkt nu al tientallen jaren: de internationale gemeenschap is maar wat bereid Pyongyang te belonen als het zich koest houdt, of weer naar de overlegtafel komt.”
Intussen zien sommige christenen in deze confrontaties de eerste tekenen van een naderend einde van het Noord-Koreaanse schrikbewind, met als gevolg de bevrijding van de 23 miljoen onderdanen uit de klauwen van het regime. De Amerikaanse predikant-activist Peters zou graag zien dat veel meer christenen in Zuid-Korea er ook zo naar keken. In plaats daarvan ziet hij bij de meeste Zuid-Koreaanse kerken een heel andere opstelling. „De kerken zitten hier helemaal niet te wachten op bevrijding van het Noord-Koreaanse volk, en daarmee weerspiegelen ze de houding van de gehele Zuid-Koreaanse bevolking.” De vraag die volgens Peters christenen bezighoudt is deze: hoeveel gaat de ineenstorting van het regime ons kosten? „In plaats van vurig te bidden voor de bevrijding van hun broeders en zusters in het noorden, klampt de kerk zich dus vast aan het welvarende leventje van haar leden.” Zelf heeft Peters die laksheid en ik-gerichtheid van christenen in Zuid-Korea ervaren in de matige steun voor zijn werk. „In de vijftien jaar dat ik actief ben met Helping Hands, kwam slechts 5 à 6 procent van de inkomsten van Zuid-Koreaanse donoren.”
Teleurgesteld is Peters overigens ook in de opstelling van christenen wereldwijd, en dan gaat het vooral om hun „lakse opstelling” jegens China. Dat land blijft systematisch Noord-Koreaanse vluchtelingen terugsturen naar Noord-Korea, terwijl de Chinese autoriteiten heel goed weten wat dat voor deze mensen betekent: zware gevangenisstraf of zelfs executie.
Peters typeert de huidige situatie langs de grens als „buitengewoon gespannen” en dat houdt verband met de desastreuze gevolgen van de revaluatie van de Noord- Koreaanse munt, eind vorig jaar, waardoor Noord-Koreanen in een keer de waarde van hun spaarcenten zagen slinken. Als gevolg daarvan stroomt er nu een extra grote groep verarmde en uitgehongerde vluchtelingen naar de grens met China, maar daar worden ze tegengehouden door Chinese grensbewakers, die met honden en camera’s zoeken naar iedereen die de grens wil oversteken. De verscherpte controle maakt het ook voor hulpverleners extra lastig om er te opereren.
Dat christenen in de Verenigde Staten en Europa niet vaker en luidruchtiger van zich laten horen als het gaat om protest tegen dit Chinese wangedrag, is Peters een doorn in het oog. „Een schande voor de kerk” noemt hij het. Ook hekelt hij de „kruiperigheid” van westerse regeringen tegenover China, bang als die zijn om de kansen op de Chinese markt te verspelen. „Het zou westerse democratieën, maar zeker ook christenen sieren als ze de Chinezen een keer de wacht aan zouden zeggen met de mededeling: wij doen geen zaken meer met jullie totdat dit onmenselijke beleid aan de grens met Noord-Korea wordt gestopt.”
Christenvrouwen opgepakt
Chinese grensbewakers aan de grens met Noord-Korea sturen opgepakte Noord-Koreaanse vluchtelingen onverbiddelijk terug naar hun land. Dat ze daarbij niemand ontzien, bleek een à twee maanden terug toen acht Noord-Koreaanse christenvrouwen, die als vluchteling in China zaten ondergedoken en daar waren getrouwd met Chinese boeren, werden opgepakt en teruggestuurd. Sommige vrouwen woonden al meer dan tien jaar in China en de meesten hadden kinderen van 10 à 11 jaar oud. Tijdens een Bijbelstudieavond werden ze gearresteerd door de Chinese politie, die zich onverbiddelijk toonde en hen de grens overzette. De kinderen moesten toezien hoe hun moeders werden afgevoerd. Van hen is daarna niets meer gehoord.
Drie mogelijk redenen voor de aanval
Waarom viel Noord-Korea op 26 maart een Zuid-Koreaans marineschip aan? De Council on Foreign Affairs legde die vraag voor aan dr. Victor Cha, die is verbonden aan het Amerikaanse Center for Strategic and International Studies. Ook voor Cha blijft het gissen: hij geeft diverse mogelijke verklaringen.
Zo zou de actie een vergelding kunnen zijn voor eerdere confrontaties, waarbij de Noord-Koreanen het onderspit delfden. Zo’n laatste incident dateert van november vorig jaar, toen in de Gele Zee een Noord-Koreaans schip door de Zuid-Koreaanse marine tot zinken werd gebracht en een Noord-Koreaan omkwam.
Een andere mogelijkheid is dat dictator Kim Jong Il in zijn maag zit met de huidige conservatieve regering van Zuid-Korea. Seoul heeft het softe ‘sunshinebeleid’ van de vroegere linkse regeringen opzijgezet en treedt veel harder op tegen Pyongyang. Met de aanval zou Kim willen laten zien dat de haviken in het zuiden niet zo vastberaden zijn als ze zelf denken. En dat ze nu wel een toontje lager moeten zingen om escalatie te voorkomen.
Een derde verklaring zou kunnen zijn de behoefte aan imagoverbetering van Kims opvolger, Kim Jon Un. Iets dergelijks gebeurde toen Kim Jong Il in de jaren 80 naar voren trad. Prompt werd in 1987 een toestel van de Zuid-Koreaanse maatschappij Korean Air opgeblazen. Net als zijn vader heeft Kim Jon Un geen enkele revolutionaire verdienste uit het verleden, en moet hij het dus hebben van zelfgecreëerde confrontaties met „de vijand.” Die staan immers mooi op zijn cv.
Enkele grote incidenten tussen de Korea’s op een rij
Sinds het ondertekenen van de wapenstilstand in 1953 kunnen de Koreaanse ‘broedervolken’ het niet nalaten elkaar met enige regelmaat over en weer te bestoken. Enkele grote incidenten op een rij.
In 1968 doen Noord-Koreaanse infiltranten een vergeefse poging de toenmalige Zuid-Koreaanse president Park Chung Hee te doden. De groep van 31 Noord-Koreanen die een aanslag op Park wil plegen, wordt voortijdig ontdekt door enkele Koreaanse burgers die in een bos hout aan het hakken zijn.
In 1968 rekruteert Zuid-Korea 31 ter dood veroordeelde criminelen. Zij krijgen na een loodzware training van drie jaar de opdracht de Noord-Koreaanse leider Kim Il Sung te vermoorden. Op het laatste moment wordt de missie, die feitelijk een zelfmoordmissie is, geannuleerd vanwege een kortstondige verbetering van de relatie tussen beide landen.
In augustus 1974 probeert Noord-Korea opnieuw president Park te vermoorden. Hij wordt onder vuur genomen door een Noord-Koreaanse geheim agent terwijl hij een toespraak houdt. De aanslag op de president mislukt. Zijn vrouw komt door de kogelregen om het leven.
In oktober 1983 wordt er in de Birmese hoofdstad Rangoon door Noord-Koreaanse commando’s een aanslag gepleegd op de Zuid-Koreaanse president Chun Doo Hwan en zijn gevolg. Chun zelf ontsnapt ter nauwernood aan de dood. Achttien functionarissen worden gedood, onder wie vier ministers.
Een van de bloedigste incidenten vindt plaats in 1987. Door toedoen van Noord-Korea ontploft een bom aan boord van een passagierstoestel van de Zuid-Koreaanse luchtvaartmaatschappij Korean Air. Bij de ontploffing boven de Indische Oceaan in de buurt van Birma komen alle 115 inzittenden om het leven.
Een Noord-Koreaanse onderzeeër loopt in september 1996 vast voor de kust van Zuid-Korea. Van een aantal van de 26 bemanningsleden wordt beweerd dat ze zelfmoord hebben gepleegd om aan arrestatie te ontkomen. Een Noord-Koreaan wordt gearresteerd en een weet te vluchten. De anderen worden gedood.
In juni 2002 beschieten marineschepen van de beide landen elkaar in de Gele Zee. Dat gebeurt vlak bij de omstreden zeegrens ten westen van het Koreaanse schiereiland. Aan Noord-Koreaanse zijde vallen bij de beschieting ongeveer dertien doden, het zuiden verliest vijf militairen. Drie jaar eerder sneuvelden al eens dertig Noord-Koreanen bij een zeeslag in het gebied. Een Noord-Koreaanse torpedoboot zonk toen als gevolg van de beschietingen.
In november 2009 vindt een schotenwisseling plaats tussen de Noord-Koreaanse en Zuid-Koreaanse marine. Een Zuid-Koreaans marineschip wordt geraakt door vijftien kogels. Volgens onbevestigde berichten raakt een Noord-Koreaanse schip fors beschadigd en komen er verschillende Noord-Koreaanse militairen om het leven.