Geerten Jan van Dijk
Geerten Jan van Dijk uit Wageningen schrijft zeswekelijks een column in het RD. Hij studeerde muziekwetenschap in Utrecht en is docent ckv en muziek aan het Van Lodenstein College te Amersfoort.
Column 11 februari 2012
Verdwenen muziek
Muziek heeft een probleem. Ze is vluchtig. Zodra de tonen gespeeld zijn, is de muziek verdwenen. Als een rookwolkje dat oplost in de wind. De Nachtwacht van Rembrandt kent dat probleem niet. Die is honderden jaren later nog in vol ornaat te bewonderen in het Rijksmuseum. Nu ja, in vol ornaat… Een fikse reep van het doek is foetsie. Slecht voorbeeld? Nee. Het overgrote deel van ’s lands bekendste schilderij is nog steeds aan te raken. Wacht wel op een moment dat de suppoost een andere kant opkijkt.
De muziekminnende mensheid heeft in de loop van de tijd verschillende systemen bedacht waardoor muziek steeds weer opnieuw uitgevoerd kan worden. Neem het notenschrift. Een ingenieus systeem van lijnen en bolletjes draagt muzikale ideeën over aan volgende generaties. Gelukkig maar, anders waren al die geniale noten van onze muzikale oudvaders opgelost in het verleden. Leuke bijkomstigheid: elke keer als iemand het waagt deze noten tot leven te brengen, ontstaat er iets nieuws. De Nachtwacht hangt daar maar hetzelfde te wezen. Jaar in, jaar uit. Of men moet er weer een reep afjassen.
Hoe bezeten componisten hun muziek ook aan het papier toevertrouwden, het heeft niet kunnen verhoeden dat een deel de eeuwen niet overleefde. Muziekwetenschapper Alfred Dürr schreef een boek over het oeuvre van Bach. Tijdens het lezen stapelden de frustraties zich op: om de paar bladzijden weet Dürr wel een verdwenen Bachwerk te melden.
Ook met muziek van andere componisten is niet altijd even zorgvuldig omgesprongen. Mendelssohn heeft meer muziek geschreven dan wij nu kennen, en van de vrome Schütz weten we dat hij ook een opera heeft gecomponeerd. Naar deze muziek is eveneens tevergeefs gezocht.
Ik zou een oproep kunnen plaatsen of iedereen eens goed de rommelzolder wil nazien op verloren gewaande partituren. Helpt niet. Hoewel, heel soms duikt er nog wat op uit een of andere vergeten collectie. Het was wereldnieuws toen er in 2005 een nog onbekend gelegenheidswerkje van Bach opdook. Er is dus nog altijd nog hoop op nog meer Bach.
Het kan onherroepelijker. De Finse componist Jean Sibelius werkte jarenlang aan zijn Achtste Symfonie, maar gooide het vlak voor zijn dood in de open haard. De componist kon zich er niet meer in vinden. Die symfonie horen we in ieder geval nooit meer terug. En zo ken ik er nog wel een paar.
Maar met al deze verdwenen muziek te benoemen, haal ik haar niet terug. Wat dat betreft is het lot in handen van speurende muziekwetenschappers. En dan nog wat: waarom enkel wroeten in het verleden als hedendaagse muziek ook zoveel te bieden heeft?
Column 31 december 2011
Inefficiënties uit linkse hoek
Het muzikale aanzien van 2011 laat zich lastig in één kolom vatten. Niet dat het moeilijk is grootse producties te noemen die lovende kritieken kregen. Maar enkel bevindingen van recensenten als uitgangspunt nemen is link. Voor liefhebbers van pianomuziek was 2011 het jaar van de 200e verjaardag van de klavierleeuw Liszt en organisten zal de 350 jaar geleden geboren Böhm luisterrijke momenten hebben aangereikt. Voor anderen was het een Bach- of Beethovenjaar, net als voorgaande jaren.
Dit jaar kende ook een domper. Kunst en cultuur ontkwamen niet aan de bezuinigingen van het kabinet. Zo wordt de cultuurkaart voor scholieren, waarmee de financiële barrière tot de kunst werd geslecht, nagenoeg afgeschaft. Voor potentiële kunstminnaars rest dan vaak de junk-art.
Het kan allemaal veel efficiënter volgens de meesterbezuinigers van het kabinet-Rutte. Het Muziekcentrum van de Omroep (MCO), waar de radio-orkesten en het Groot Omroepkoor onder vallen, ondergaat de zoveelste aderlating. De radio-orkesten raken in 2013 de helft van hun rijkssubsidie kwijt. Het zal niet lang meer duren eer de wereldvermaarde muziekgezelschappen verworden tot een kaartenbakensemble zonder eigen geluid. De hoop is gevestigd op het cultureel ondernemerschap. Als schoolvoorbeeld wordt gewezen naar het Nederlands Symfonieorkest. Dit Enschedese orkest verkocht tegen alle trends in 90 procent meer aan abonnementen. Het succes wordt beloond met 5 miljoen provinciaal subsidiegeld.
Blij toe dat een partij als de PVV tot nu toe nog geen pluche bezet in vak K van de plenaire zaal. Zoeken bewindslieden van VVD en CDA samen met de culturele sector naar oplossingen, Wilders en consorten blijven maar hameren op het idee dat kunst te veel naar links stinkt. Aan kennis van zaken ontbrak het regelmatig: het verschil tussen een fanfare en symfonieorkest werd niet ingezien.
Ik ben benieuwd hoe cultureel 2012 zich zal laten aanzien. Zal het MCO nog meer worden uitgekleed? Het is wachten op een motie waarin de heer Wilders de Kamer in kennis zal stellen van een aantal door hem geconstateerde linkse inefficiënties. „Mevrouw de voorzitter, alle twaalf de eerste violen speelden dezelfde noten. Dit is een inefficiënte manier van doen. Het aantal medewerkers van deze sectie kan drastisch worden teruggebracht. Wanneer een groot geluidsvolume noodzakelijk is, kan dit eenvoudig worden bereikt door middel van een versterker. Daarnaast werd geen nuttig doel gediend met het door de hoorns laten herhalen van een passage die even daarvoor al door de strijkers ten gehore was gebracht. Door dit soort overbodigheden te vermijden, kan een dergelijk werk met een derde worden ingekort.”
Column 19 november 2011
Lelijk is mooi
Het moet heerlijk zijn om onbevangen een concertzaal te betreden, als een leeg doek waarop componisten hun landschappen kunnen schilderen. Geloof het of niet, maar vergeleken met echte kenners van muziek hebben de nieuwkomers in de muziekwereld een groot voordeel. Omdat ze net beginnen, kunnen zij zonder muzikale vooroordelen en overbodige ballast de creatieve wereld instappen. Bij muziek gaat het in de eerste plaats om gevoel. Meer nog dan bij veel andere kunsten spreekt muziek direct de zintuigen aan. Iets wat ‘kenners’ wel eens vergeten.
Misschien genieten kinderen nog wel het meest van muziek. Hoe verpletterend kan de eerste confrontatie met een meesterwerk zijn. Beethovens Vioolconcert door een of ander Oost-Europees spookorkest, dat ik in mijn jeugd beluisterde vanaf een knarsende langspeelplaat, maakte meer indruk dan interpretaties die ik later meemaakte. Ook al kon ik het Vioolconcert toen pas duiden in de context van de muziekgeschiedenis en de biografie van de Weense componist.
Vol jaloezie woonde ik onlangs nog samen met een beginner in de muziek een uitvoering van de wereldschokkende Derde Symfonie van dezelfde componist bij. Mijn compagnon ging onbevangen zijn première aan, die hij beleefde als donderslag bij heldere hemel. Onbevangenheid wordt vaak beloond met onvergetelijke muzikale ervaringen. Zelf moest ik vreselijke moeite doen om niet alleen datgene te horen wat ik wilde horen.
Anderzijds kan enige kennis van zaken ook geen kwaad. Het behoedt voor misplaatste vooringenomenheid of voor het gevaar muziek alleen te beoordelen op gemakkelijke melodieën en welluidendheid. Gewaagde muziek hoeft genieten niet bij voorbaat uit te sluiten. Wel is bij vreemde klanken moed nodig om je oren een kwartslag te draaien en de confrontatie aan te gaan. Lelijk kan ook mooi zijn. Kunst moet niet alleen beoordeeld worden op behaaglijke schoonheid. Uiteindelijk is dat muziek waarbij je in slaap sukkelt. Vaak knarst muziek en stelt ze je oor in oor met een werkelijkheid die niet altijd even bekoorlijk is.
Enigszins piepend en rauw zong ik als onervaren tenor voor aan de dirigent van het studentenkamerkoor. We studeerden een compositie van de 16e-eeuwse componist Heinrich Schütz, die voor de schurkenrol bewust een wat robuust klinkende mannenalt voorschreef. Van de acht mannen die hun kopstem aanspraken werd ik verkoren deze onverlaat te vertolken. Blijkbaar zong ik de muziek het lelijkst. Arm publiek, zal iemand denken. Ach, met enige onbevangenheid en voorkennis zal de stemkeus van Schütz en de dirigent op z’n minst begrepen zijn.
Column 8 oktober 2011
Charmante woesteling
Men zegt dat toen koning George II voor het eerst Händels Hallelujakoor uit The Messiah hoorde, hij zo ontroerd was, dat hij overeind sprong en tijdens het zingen van dit koor bleef staan. Sindsdien luistert men in Engeland staande naar het Hallelujakoor. Deze anekdote staat symbool voor de nooit verdwenen populariteit van Händels muzikale nalatenschap. Mozart vond het de moeite waard The Messiah te bewerken naar de eisen en mogelijkheden van zijn tijd en Beethoven vertrouwt ons in zijn brieven toe dat hij voor meneer Händel zijn hoed zou afdoen en aan zijn graf zou neerknielen. Te stellen dat Beethoven niet tegen iedereen zo hoffelijk was, is een understatement.
Aanvankelijk kende ik de persoon Händel alleen van de vrome verhalen rond de creatie van The Messiah. Het verhaal gaat dat Händel, al schrijvend aan zijn oratorium, leefde als in een droom. Hij at en sliep nauwelijks. Nadat hij het majestueuze Hallelujakoor had geschreven, zou de bediende Händel in tranen hebben aangetroffen: „Het was alsof ik de grote God zelf en de hemel voor me zag!” Deze welhaast goddelijke dimensie werd maar al te graag opgemerkt door bewonderaars van Händels muziek.
Wordt de componist door de een neergezet als een halve heilige, in andere bronnen maken we kennis met een Händel aan wie horkerig gedrag niet vreemd was. Al zou je die verhalen nauwelijks geloven bij het aanhoren van de elegante menuetjes uit Händels beroemde Water Music. Zo zou Händel een zangeres het raam uit hebben willen zwieren omdat ze weigerde een van zijn aria’s te zingen. Toen een tenor het niet eens was met Händels begeleiding op het klavecimbel, dreigde hij op het instrument te springen en het te verpletteren; waarop Händel zou hebben geantwoord: „Laat mij weten wanneer u dit van plan bent, dat ik het kan aankondigen, want ik ben ervan overtuigd dat er meer volk zal opdagen om u te zien springen dan om u te horen zingen.”
Händel ging eigengereid door het leven. Een huwelijk was niets voor hem. Was hij de mensen om hem heen zat? Dan excuseerde hij zich vanwege een geniale muzikale ingeving die nodig opgeschreven moest worden. Met deze smoes trok Händel zich dan terug om zich tegoed te doen aan een goed stuk vlees en een gevuld glas. Händels corpulente voorkomen was er ook naar. Een cartoon uit 1754 zet Händel dan ook neer als zwaarlijvig varken achter de klavieren van een orgel, zittend op een vat wijn en omgeven door wildbraad.
Toch heb ik regelmatig de neiging om met Georg II overeind te springen bij het horen van de muziek van deze charmante woesteling. Grote kunstenaars kunnen nu eenmaal heel wat potjes breken.
Column 27 augustus 2011
Oude muziek
Op het schoolkoor zaten we niet, dat was voor watjes. Althans, dat dachten we. Wij organiseerden zelf onze muziekmomenten in het fietsenhok. Na schooltijd kon je tijdens het vastbinden van je tas indruk maken door de nieuwste liedjes over de fietsen te scanderen. Als puber heb ik het eens in mijn hoofd gehaald daaraan mee te doen met een liedje dat ik de avond ervoor opdeed tijdens het vakken vullen bij C1000. De erkenning waarop ik hoopte, bleef uit. Sterker nog, schampere reacties werden mijn deel. Het liedje dat ik zong bleek al „ontzettend oud” te zijn. Welgeteld twee weken, zo bleek.
Absolute larie natuurlijk voor iemand die opgroeide naast speakers waaruit enkel muziek uit lang vervlogen tijden stroomde. Ik nam me dan ook stellig voor mij nooit meer te laten gijzelen door hitlijsten.
Had ik een tegengeluid moeten laten horen? Bachs ”Jauchzet frohlocket” moeten aanheffen, of de boel overschreeuwen met Beethovens ”Ta-ta-ta-taaa!”? Ik hield mij in. Sterker nog, ik trok mij terug, verzamelde CKV-bonnen van klasgenoten en toog naar Utrecht, waar ik heel wat avonden doorbracht op het Festival Oude Muziek. De tegenstelling met mijn actuele klasgenoten had niet veel groter kunnen zijn. Op het festival liepen gepassioneerde muziekliefhebbers rond die een paar eeuwen te laat geboren leken te zijn.
Maar is die muziek uit dat verre verleden niet saai, ingewikkeld en achterhaald? Velen haalden door de eeuwen heen hun ervoor neus op. Zo vond de Russische componist Rimski-Korsakov dat de muziek pas bij Mozart begon. Anderen werden juist sterk geïnspireerd door het pre-Mozarttijdperk en maakten nieuwe muziek naar aanleiding van de oude Palestrina, Händel en Bach.
Ook de hedendaagse ‘oude muziek’ vertoont juist heel eigentijdse trekken. Sinds de herontdekking van de oude meesters in de jaren 70 van de vorige eeuw is er een golf van vernieuwing door de muziekwereld gespoeld. Het monopolie van de symfonieorkesten werd gebroken, violen werden bespannen met darmsnaren en bestreken met andere strijkstokken, de bezetting werd uitgedund en de klank transparanter. Zelfs het klavecimbel werd weer van stal gehaald. Authentiek werd de mode. Een nieuw geluid ontstond naar aanleiding van een focus op het verleden.
Het ensemble L’Arpeggiata bijvoorbeeld. Deze publiekslieveling van Utrechtse festivalgangers combineert muziek van Monteverdi en Kapsberger met eigentijdse improvisaties. Een paar jaar geleden was Vredenburg te klein voor hun aanstekelijke optreden. Morgen doet dit ensemble Utrecht weer aan met de vespers van Monteverdi. Ik zou er bij geweest zijn, ware het niet dat ik zondag psalmen zing in de kerk. Stokoude psalmen.
Column 28 mei 2011
Foute uren
Het is halfvijf, op weg naar huis. Na een dag hard werken is het goed toeven in het blik op de weg. Een broodnodig ritueel om werk achter mij te laten. De radio vertelt over de Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart. Van zijn gereformeerde verleden had ik na één boek mijn buik vol, toch schuif ik nog even geen cd in de speler. De schrijver laat zich namelijk ook regelmatig uit over zijn andere passie: klassieke muziek. In deze uitzending echter geen woord over Bach of Mozart. Wel over de verwoede pogingen van de schrijver om een autorijbewijs te bemachtigen. Maarten ’t Hart schreef er amusant over in zijn autobiografie uit 1999. Zo trof hij bij zijn eerste examen een examinator die zo hard schreeuwde, dat hij het op zijn zenuwen kreeg en tegen de stoeprand reed. Toen de examinator plotseling met stemverheffing vroeg of hij ook hobby’s had, schrok ’t Hart zo hevig dat hij per ongeluk begon te claxonneren en ging slingeren.
Ik trof het een dik jaar geleden beter. Mijn rijinstructeur was er zo een die er –naar eigen zeggen– een zeer diverse muzikale smaak op nahield. Pop, maar ook klassiek. Zo divers als zijn muzieksmaak, zo verscheiden was ook zijn vriendengroep, die met verjaardagen werd uitgenodigd op afzonderlijke feestjes. Voor de ene groep stak hij de barbecue aan, liet hij een grote lading hamburgers aanrukken en bestelde hij een vat bier. Voor zijn andere vrienden stond hij een dag in de keuken en reed hij een fiks eind om voor mooie flessen wijn. Ik stel mij zo voor: bij de barbecue Nederlandstalige popmuziek, bij de wijn iets met violen enzo.
Tijdens mijn lessen echter geen spoor van de veelzijdigheid van de instructeur. Wekelijks was ik overgeleverd aan het radioprogramma ”Het Foute Uur” van Q-Music . „Lache man”, aldus de instructeur. Ik kon daarentegen wel meekomen met ’t Hart, die in zijn boek ”Mozart en de anderen” (2006) een waslijst aan bezwaren tegen popmuziek aanreikt. ’t Hart taxeert popmuziek als „onvoorstelbaar primitief” en hekelt het „onbedaarlijk voorspelbare eentonige gebonk.”
Ik zou deze foute uren graag aangedragen hebben als excuus voor het feit dat ik wat langer dan gemiddeld deed over het behalen van mijn rijbewijs. Muziek heeft immers wel degelijk invloed op de rijstijl. Voor je het weet rijd je al pompend met het gaspedaal op een wals van Strauss, of zakt de kilometerteller op de snelweg tot onder de 80 terwijl er niet-ritmische samenzang op staat. En voor een opgejaagd Mendelssohn-scherzo kun je maar beter uitwijken naar de Afsluitdijk, waar je sinds kort –voor Nederlandse begrippen– mag laagvliegen.
Overigens heb ik sinds ik zelf gezag voer over de autoradio heel wat goede uren doorgemaakt.
Column 16 april
Matthäus Passion
Een paar weken per jaar doet er zich in Nederland een soort gekte voor. Plots verschijnen achter de ramen van de plaatselijke bakker en groenteboer posters met daarop in de regel prominent het bekendste symbool dat het christendom kent. De locale oratoriumvereniging blijkt de afgelopen maanden hevig gestudeerd te hebben op het lijdensevangelie dat een paar honderd jaar geleden door J. S. Bach uit Leipzig op muziek is gezet.
Het zijn weken waarin bekende en minder bekende zangers heel Nederland doorjakkeren en behoorlijk wat kilometers maken in luttele dagen. Een tenor met een enigszins heldere dictie zingt in deze periode een behoorlijk jaarinkomen bij elkaar. Het betreft een van de meest uitgesproken muziektradities die ons land kent. Nergens ter wereld vinden zoveel uitvoeringen van Bachs Matthäus Passion plaats als in Nederland. Een schatting is lastig, maar het zal in de honderden lopen. Van de kleine dorpskerk tot het Amsterdamse Concertgebouw, waar dit jaar alleen al negen uitvoeringen van de Matthäus Passion plaatsvinden. Tel daar de drie uitvoeringen van de Johannes Passion bij op en Bach blijkt deze weken een immense parochie te bepreken in deze muzentempel. Voert men Bachs passies echter buiten de lijdenstijd uit, dan riskeren musici een lege zaal. Wil je hartje zomer de Matthäus Passion live? Dan moet je toch echt naar het buitenland. Het is met Bachs lijdensmuziek in Nederland als met de krokussen, die zijn er ook maar een paar weken per voorjaar.
Wat bezielt mensen toch om drie uur lang door te brengen in een koude kerk op een harde bank? Is het een soort jaarlijkse boetedoening? Eventjes terug naar het geloof dat vader en moeder nog aanhingen? De tragiek van de lijdensgeschiedenis? De massale kerkgang van deze ‘Bachgemeente’ in het geseculariseerde Nederland blijft een opmerkelijk fenomeen. Het slotkoor dat Bach als komma aan het eind van zijn Matthäus Passion plaatste, zal voor een groot deel van het publiek dan ook gelden als een opmaat voor een vrolijk Pasen met brunch, haasjes en eieren. Het Evangelie wordt zodoende na drie uur muziek ten grave gedragen om pas met Kerst weer van stal gehaald te worden.
Een goede vriend van mij ziet het anders. Hij hoopt op palmzondag belijdenis van zijn geloof af te leggen. Bij de mail, waarin ik werd uitgenodigd hiervan getuige te zijn, trof ik een muziekbestand aan. Het bleek een fragment te zijn uit de Matthäus, waar de Romeinse hoofdman en zijn mannen niets anders kunnen uitbrengen dan erkennen dat Jezus waarlijk Gods Zoon is. Bach componeerde voor deze geloofsbelijdenis misschien wel de mooiste maten van de hele passion. Niet meer Jezus als medelijdende Mensenzoon, maar als Overwinnaar. Wat mij betreft zijn dit de opmaten voor het paasfeest, de climax in het kerkelijke jaar.
Column 5 maart
Het juiste tempo
Wil je een muziekstuk naar behoren uitvoeren, dan is kennis van het notenschrift alleen niet voldoende. Je moet ook nog eens aardig thuis zijn in verschillende vreemde talen. Vooral een goed woordje Italiaans komt een musicus van pas. Bijvoorbeeld om erachter te komen hoe snel een muziekstuk gespeeld dient te worden. Componisten schreven dat doorgaans in het Italiaans boven hun muziek.
Het negeren van deze aanwijzigen kan desastreuze gevolgen hebben. Als puber speelde ik eens vol energie en in moordend tempo een deeltje uit een vioolsonate voor aan mijn docent. Ik wilde laten weten dat ik dit keer echt geoefend had, maar veel bakte ik er niet van. Totdat mijn viooldocent wees op het verlossende woord boven de muziek: ”adagio”. Het hoefde allemaal niet zo snel. Om misverstanden als deze te voorkomen liet hij mij een muzikaal woordenboekje aanschaffen. Het boekje kreeg al snel de dubieuze bijnaam het ”Rode Boekje” toebedeeld, vanwege de kleur van de cover.
De Italiaanse aanduidingen vormen een schakel in de evolutie van de muzikale tempoaanduidingen. Eerder stond er bij de muziekstukken veelal ”tempo giusto”, ofwel: ”het juiste tempo”. Voor ons misschien een lachertje, maar musici wisten indertijd waar ze aan toe waren. Als uitgangspunt bij het bepalen van het juiste tempo nam men de menselijke hartslag.
Met de Italiaanse termen werd de tempoaanduiding al een stuk duidelijker, maar nog steeds voor veel interpretaties vatbaar. Met de komst van de metronoom werd het allemaal wat eenduidiger. Men noteerde een noot met daarachter een getal dat aangeeft hoeveel van deze noten per minuut gespeeld moeten worden.
Voor musici kan het geen kwaad de Italiaanse tempoaanduidingen van buiten te kennen. Die kennis kwam mij in ieder geval op een verrassende manier van pas toen ik in het Utrechts Archief werkte aan mijn afstudeeronderzoek. Met de kennis die ik opdeed uit het ”Rode Boekje” ontving ik tussen de archiefstukken een wijze levensles van een zekere ”vG… v-o-E…” uit Utrecht. Het Nederlands Muzikaal Tijdschrift plaatste de les op 1 maart 1842 als ingezonden stuk onder het kopje ”Muzijk des harten”. Ik schreef het over en bewaarde het. Nu geef ik het door. Voor het juiste tempo, zullen we maar zeggen. Met vertaling, voor wie het ”Rode Boekje” niet in huis heeft.
In beoordeling van menschen: Lento (langzaam)
In bidden: Adagio (behoedzaam, met overleg)
In voorbidding: Amoroso (liefdevol)
In uw lofzang voor God: Maestoso (verheven)
In leven: Andante (rustig gaand)
In vrolijkheid: Vivace ma non tropo (levendig, maar met mate)
In uw geven: Allegretto (een beetje opgewekt)
In uw weigeren: Mesto (droevig)
In uw werken: Allegro (vrolijk)
In weldoen aan ellendigen: Presto resoluto (snel en beslist)
In ontwijken der verleiding: Prestissimo (zeer snel)
Nooit: Con brio (met vuur)
Altijd: Gratioso (charmant)
Column 22 januari 2011
Het liefst live
Was muziek eigenlijk al overal, nu kun je op elk gewenst tijdstip en overal de muziek van je gading oproepen en beluisteren. De iPod heeft zijn intrede gedaan. Met name op treinstations en bij bushaltes zijn de op kleine elektronische kastjes aangesloten mensen dominant aanwezig: moederziel alleen voeden ze zich tussen de wachtende menigte met de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie.
De cd-markt, die na de introductie van de compact disc in 1982 zo’n stormachtige groei doormaakte, is de laatste tijd aan het verpieteren. Muziek haal je tegenwoordig van het wereldwijde web. Op maat: alleen de tracks die je bevallen. Losgerukt uit de context. Dat is ook de reden waarom ik iets tegen Classic FM heb. Deze radiozender biedt dan wel „het allermooiste van de klassieke muziek”, maar een triomfantelijk derde deel van Tsjaikovski’s Vijfde Symfonie dat abrupt overgaat in Beethovens verstilde ”Mondschein Sonate” slaat natuurlijk als een tang op een varken.
Anderen zijn wars van muziek via de enen en nullen en koesteren hun nostalgische gevoelens door ouderwets vinyl in huis te halen. Of van zolder, want de echte iconen uit vervlogen tijden gooi je niet zomaar in de kliko. De pick-up mag namelijk weer. Kraak en ruis zijn niet meer hinderlijk, maar heerlijk retro.
Feit is dat de goedgesorteerde cd-winkel steeds meer uit het winkelstraatbeeld verdwijnt. Je mag al van geluk spreken als je in de dichtstbijzijnde provinciehoofdstad je opgespaarde cd-bonnen kunt verzilveren in schijfjes. Ik hoop op koninginnedagmarkten waar complete cd-collecties buiten het gezichtsveld van pa tegen naïef lage prijzen van de hand worden gedaan door ondernemend kroost. Want kinderen, die sparen doorgaans geen cd’s. Toen de plaatselijke cd-uitleen van de bibliotheek ermee ging stoppen en ik er als jongen die de basisschool nog niet ontgroeid was mijn slag wilde slaan, werd ik meewarig aangekeken. De fenomenale uitvoering van Bachs Goldbergvariaties door Gustav Leonhardt, Händels oratorium ”Athalia” waarin Joan Sutherland op dusdanige wijze de hoofdrol zingt dat ik er bang van werd, maar ook Mendelssohns zonnige Italiaanse Symfonie: ik kreeg ze met geen mogelijkheid mee. Een ondertekend briefje van mijn ouders gaf bij terugkomst aan dat mijn voorgenomen aankoop menens was. De cd’s staan nog steeds in slagorde opgesteld naast de andere geluidsdragers. De gekleurde stickers op de voorzijde van de doosjes herinneren nog aan de duurzame investering die ik destijds deed met geld dat ik verdiende met het bezorgen van deze krant.
Uiteindelijk heb ik muziek liever live. Cd’s zijn dood, ook al hebben ze veel noten op hun zang.
Column 27 november 2010
Materie-transmitter
Thea Beckmans bestseller ”Kruistocht in spijkerbroek” begint in het laboratorium van dr. Simiak, die net een ”materie-transmitter” heeft uitgevonden. De hoofdpersoon, Dolf Wega, wordt ermee naar het verleden geflitst en raakt verzeild in een kinderkruistocht op weg naar het heilige land.
Soms zou ik ook wel eens in zo’n tijdmachine willen stappen, om dan vervolgens bijvoorbeeld binnen te wandelen in de Thomaskerk te Leipzig van zo’n een kleine 300 jaar terug. Natuurlijk juist als cantor Bach de cantate voor de komende zondag repeteert. Zou het echt zo zijn dat Bach zich moest behelpen met middelmatige zangers? Een brief die Bach richtte aan het stadsbestuur doet vermoeden van wel. Daar geloof ik eerlijk gezegd niets van. Bach had in dat geval de moeilijkheidsgraad wel naar beneden bijgesteld.
Ik zou een hotel boeken zodat ik enkele dagen later ook de zondagse hoofddienst kon bijwonen. Mogelijk kon ik dan ook nog getuige zijn van Bachs orgelimprovisaties. Die hebben alleen tijdgenoten van Bach kunnen horen. Muziek is vluchtig, gebonden aan de tijd.
Heel af en toe maak ik iets mee dat hier een klein beetje in de buurt komt, ook al komt er geen tijdmachine van dr. Simiak aan te pas. Kasteelconcerten bij kaarslicht met muziek die daar destijds ook geklonken zou hebben, compleet met pruiken en met darmen bespannen strijkinstrumenten. Of een Bachcantatedienst met gemeentezang, Schriftlezing en preek in een oude kerk. Historische sensatie? Betreft het hier slechts nostalgie, een hang naar een geïdealiseerd verleden?
Ik ben blij met de voordelen die de 21e eeuw biedt: een ritje naar een concertzaal of de cd-winkel of zelfs maar enkele muisklikken, en de muziek van je gading is binnen oorbereik.
Toch zou ik ook wel eens terug willen naar de tijd waarin de Beethovenpremières je nog om de oren vlogen of toen Schubert dagelijks met een nieuw lied op de proppen kwam. Dat moeten destijds shockerende ervaringen geweest zijn. Ga het experiment maar eens aan: luister een jaar lang alleen naar muziek van vóór Beethoven en ga daarna de confrontatie aan met bijvoorbeeld Beethovens heroïsche Derde Symfonie. Het zal een spectaculaire ervaring opleveren, een flauwe afspiegeling van wat het Weense publiek destijds verbijsterde.
Zelf heb ik deze proef tot nog toe niet aangedurfd. Ik zie namelijk als een berg op tegen een jaar zonder Beethoven en zijn gevolg. In dat geval lijkt een ”materie-transmitter” van dr. Simiak mij wel wat.
Ik kan natuurlijk ook gewoon een kaartje kopen voor een hedendaagse première, maar dat wordt met de bezuinigingen van het kabinet-Rutte misschien wel net zo onrealistisch als een tijdmachine.
Column 16 oktober 2010
Taal van het hart
De kunstvakken op school worden vaak weggezet als overbodig. Engels is een wereldtaal, logisch dat je die moet beheersen. Vakken als wiskunde en economie zijn onmisbaar voor het ontwikkelen van baanbrekende innovaties waar de mensheid tenminste wat aan heeft. Maar wat heb je aan een vak als muziek? Kunst is voor softies.
Laat ik nu zo’n softie zijn. Ik ging nota bene muziekwetenschap studeren, volgens sommigen niets anders dan een open sollicitatie naar werkloosheid.
De ietwat louche status bleef mij achtervolgen. Ik was nog geen twee weken gelukkig getrouwd met een dochter van een artsenpaar, toen iemand mij vol verbazing vroeg hoe het mij toch gelukt was binnen te dringen in zo’n artsenbolwerk. Zijn relatie was juist op de klippen gelopen. Zijn potentiële schoonouders zagen hem niet zitten. Hij studeerde theaterwetenschap. Ook zoiets.
Mij verging het anders. Ik werd zelfs welkom geheten met muzikaal getinte cadeaus. Een oom en tante overhandigden bij ons huwelijk een boekje met gedachten en ontboezemingen van componisten en musici. Dertig jaar geleden opgeduikeld in een boekwinkeltje in Kassel, had het bundeltje al die jaren liggen wachten om als ideaal cadeau aan een bruidspaar als wij te worden gegeven, zo vertelden ze. De bruidegom heeft als musicoloog te smullen van alle citaten over muziek, en de bruid kan de show stelen door quasi nonchalant enkele stukjes te citeren, zodat het gezelschap en mogelijk ook de bruidegom verbaasd staan van haar onverwachte kennis.
Mijn vrouw heeft het boekje nog niet nodig gehad om indruk te maken. Ik heb daarentegen al enkele bladzijden met interesse gelezen. Die over het belang van muziek bijvoorbeeld. Mensen beklagen zich doorgaans dat muziek vaag is. Überhaupt vindt men kunst vaak voor te veel uitleg vatbaar. Nee, dan een eenduidige tekst, die is tenminste gewoon te begrijpen. Woorden zijn eenduidig. Denkt men.
De componist Mendelssohn verging het precies omgekeerd, lees ik in het boekje van oom en tante. Juist woorden schenen hem vaak zo dubbelzinnig, zo onbestemd. Woorden zijn zo makkelijk mis te verstaan. Nee, dan goede muziek, die de ziel vervult met wel duizend betere zaken dan woorden. Muziek is taal van het hart en die is niet mis te verstaan. Waarom kan muziek, met name die van grote meesters, ons gevoel tot het diepst raken, ons hart verheffen, ons beïnvloeden? Dat is de kracht en het wezen van muziek; dat zal altijd een raadsel blijven.
Soft? Laat dat dan maar zo zijn. Maar overbodig? Kunst kenmerkt zich door inspiratie, schoonheid, verwondering, passie. Bij het samen musiceren bijvoorbeeld oefenen leerlingen zich in het samenspel en het uitdrukken op manieren die niet verbaal zijn. De maatschappij en het onderwijs hebben dat hard nodig. Mag het een lesuurtje meer zijn?
Column 4 september 2010
Thuiszorg
Als student hield ik aan het eind van mijn studiefinanciering doorgaans een fiks deel van de maand over. Dankzij een bijbaantje in de thuiszorg lukte het me om dat deel van de maand enigszins in te korten. Sommigen keken daar wat vreemd van op, want wat doet een vent in het huishouden? Los van vraag of die stelling terecht is, was het een uitstekende job. Flexibele werktijden, bijzondere ontmoetingen, goede gesprekken. En tijdens het dweilen van de keuken is het prima brainstormen over de volgende paragraaf van je scriptie. Daarbij moet natuurlijk opgemerkt dat het werk vóór de invoering van het persoonsgebonden budget prima verdiende.
Opvallend veel thuiszorgcliënten hielden zich bezig met kunst en cultuur. Op zich is dat niet merkwaardig. Ouderen hebben immers vaak de tijd en het geld. Een uitstekend klankbord dus voor een student muziekwetenschap. Bij de een beperkte zich dat tot overhemden strijken met de radio afgestemd op klassieke muziek, terwijl het bij een ander altijd ging over Rusland: monologen over Tolstoj, Sjostakovitsj, maar ook de KGB. Intussen smeerde ik boterhammen voor de lunch van mevrouw.
Bijna wekelijks kwam ik over de vloer bij een oude neerlandicus. Zijn immense cd-verzameling vertelde dat zijn interesse niet ophield bij poëzie en literatuur. Voordat ik begon met de huishoudelijke werkzaamheden moesten eerst de nieuwe cd-aanwinsten besproken worden. Deze waren doorgaans met zorg uitgekozen. Recensies uit tijdschriften als Luister en The Gramophone Magazine hielpen hem daarbij. Steevast lagen enkele cd’s klaar om de komende drie uur beluisterd te worden. Terwijl ik het appartement stofvrij maakte, stond de cd-speler eveneens uren te maken. Snoeihard, anders kon ik niets horen als ik in een ander vertrek bezig was. Tijdens het stofzuigen moest de muziek uit. Geloei van het apparaat door een verstild adagio is een grove vorm heiligschennis, vond de neerlandicus.
Om een bijdrage te leveren aan de bureaucratie in de zorg werd van mij verwacht dat ik de werkzaamheden vastlegde in het logboek van de cliënt. Nu waren de huishoudelijke werkzaamheden altijd dezelfde. De ruimte in het logboek werd dan ook beter benut, door te noteren welke muziek er beluisterd was. Vorige week het Celloconcert van Walton en ”The Four Sea Interludes” van Britten? Dan is het deze week tijd voor een mis van Palestrina gevolgd door madrigalen van Schütz. Jarenlang is zodoende elke week drie uur muziek gerapporteerd.
Wat er met het logboek gebeurde? Ik weet het niet. Wel vernam ik dat mijn opvolgster er een streep onder zette. Eronder werd vermeld: kamer gestoft, sanitair gereinigd, ramen gezeemd. De cultuurbarbaar.
Column 29 mei 2010
Mozarteffect
Eén keer in de zoveel tijd duiken ze op: de onderzoeken naar het Mozarteffect. Muziek van deze Weense componist uit de achttiende eeuw is namelijk goed voor iedereen. Baby’s die te vroeg geboren zijn, komen sneller in gewicht aan als ze muziek van Mozart te horen krijgen, zo weet een Israëlisch onderzoek te melden. Tien minuten luisteren naar een sonate van Mozart zou leiden tot beter ruimtelijk inzicht. Koeien zouden meer melk geven als Mozarts ”Rondo a la Turca” door de stal schalt, en kippen gaan spontaan meer eieren leggen.
Zelfs planten hebben baat bij Mozart. Giancarlo Cignozzi, een wijnboer uit Toscane, plaatste 48 geluidsboxen bij zijn druiven. Hij besloot om in zijn wijngaard alleen Mozart te draaien. De muziek van Mozart is elegant, opgewekt en geometrisch. Dat is precies wat de planten nodig hebben, aldus de wijnboer. Zouden de blaadjes heus gaan hangen bij een smachtend Schubertlied en de druiven van schrik op de grond vallen bij de atonale ‘piep-knormuziek’ van Schönberg?
Allemaal onzin volgens onderzoekers van de universiteit van Wenen. Tientallen onderzoeken over de invloed van Mozarts muziek op de psyche werden tegen het licht gehouden. De conclusie van de wetenschappers: het Mozarteffect is een mythe.
Mozart zelf was overigens bepaald niet de gezondste. Mozartbiografen beschrijven als onvermijdelijk refrein de periodes van ernstige ziekte, en de raadsels rond zijn vroege dood blijven tot op de dag van vandaag voer voor wetenschappers. Tijdens het componeren van zijn laatste werk ging Mozarts gezondheid sterk achteruit. Met zijn dood liet hij een onvoltooid requiem na dat bekendheid geniet door zowel de genialiteit als het verhaal van de mysterieuze opdrachtgever van Mozart.
Muziek doet veel met mensen, Mozart of niet. Of je nu in de supermarkt boodschappen doet en muziek slechts als een vage al dan niet onaangename klank waarneemt, of intens geconcentreerd in een concertuitvoering opgaat. Muziek is overal en je kunt er zo veel van nemen als je wilt; en anders wordt het je wel opgedrongen. Muziek wordt buitensporig veel gebruikt om mensen te beïnvloeden.
Volgens de Griekse mythologie kan muziek ziekten genezen, lichaam en geest reinigen en in de natuur wonderen bewerkstelligen. De Grieken waren niet de enigen die de onweerstaanbare kracht van muziek onderkenden. Het Bijbelse verhaal van de depressieve koning Saul en de harp spelende David kent iedereen. Muziektherapie blijkt oude papieren te hebben.
Ook ik moet er wel eens aan geloven. Tijdens slapeloze nachten bijvoorbeeld. Dan stem ik mijn radio af op een klassieke zender. In de hoop op ”Eine kleine Nachtmusik” natuurlijk.