Wetenschap & techniek

Drijvende zeepbel in Rotterdam

De Rotterdamse havenwethouder Bolsius ziet het helemaal voor zich. „Je woont in een drijvend huis, maakt een carrièresprong en kunt groter gaan wonen. Binnen een dag wordt je nieuwe huis binnengevaren. Je blijft gewoon op dezelfde plek wonen. Prachtig.”

tekst en beeld Riekelt Pasterkamp
26 May 2010 08:24Gewijzigd op 14 November 2020 10:41
”Het paviljoen” onderweg naar de Rotterdamse Rijnhaven. Foto Riekelt Pasterkamp
”Het paviljoen” onderweg naar de Rotterdamse Rijnhaven. Foto Riekelt Pasterkamp

Terwijl hij dat vrijdagmorgen aan boord van een Spidopartyschip op de Nieuwe Maas zei, was op de rivier het nieuwste staaltje van Rotterdamse „daadkracht, lef en durven doen” te zien: de koepels van een drijvend paviljoen. Het gevaarte werd van de Heijsehaven naar de Rijnhaven versleept.

Eind volgende maand gaat het drijvende paviljoen officieel open en zal het dienstdoen als ontvangst- en expositieruimte waar informatie is te verkrijgen over de Rotterdamse klimaataanpak. Het complex is een ontwerp van het ontwerpteam Deltasync en Public Domain Architecten en is in een halfjaar gebouwd door Dura Vermeer.

Bolsius: „Het paviljoen is een nieuw drijvend icoon voor de stad. Het is klimaatbestendig, innovatief, duurzaam en flexibel. Een eerste resultaat van onze ambities op het gebied van drijvend bouwen.”

Drijvend bouwen is in principe zo licht mogelijk bouwen. Hoe zwaarder het gebouw is, hoe dieper het drijflichaam in het water zinkt. Het paviljoengebouw heeft een lichte domeconstructie (een zogenoemd geodetisch gewelf), met de vormen van een zeepbel als inspiratie.

Van buiten oogt het gebouw als drie aaneengeschakelde bolvormen van verschillend formaat. De grootste bol heeft een straal van 12 meter, de middelgrote van 10,35 meter en de kleine van 9,05 meter. De Rijnhaven is geschikt voor het paviljoen vanwege de beperkte golfslag. Daar komt bij dat er steeds minder binnenvaartschepen van de haven gebruikmaken. Bovendien is de Rijnhaven goed bereikbaar met het openbaar vervoer, ook over water.

De duurzaamheid van het paviljoen zit in de gebruikte materialen, de flexibiliteit, en ook in de inrichting. Het heeft verschillende klimaatzones; de energie wordt alleen gebruikt waar dat op dat moment nodig is.

„We verwarmen en koelen met zonne-energie”, zegt Hans Buitenhuis van het bedrijf DWA, dat als installatieadviseur bij het project is betrokken. Op het plafond van het auditorium zitten zonnecollectoren die de zonnewarmte opvangen die via een luchtbehandelingskast wordt omgezet in koeling. „Dat klinkt tegenstrijdig, maar berust op het proces dat ook in het menselijk lichaam plaatsheeft: door verdamping van transpiratievocht koelt de huid af omdat verdamping energie kost.”

Het paviljoen zuivert ook zijn eigen toiletwater. Wat er dan overblijft, kan worden geloosd in het oppervlaktewater. Bijzonder is ook het folie waarmee de koepels worden bekleed. Het zogenaamde ETFE-folie is ongeveer honderd keer lichter dan glas, waardoor het drijvende fundament een beperkte dikte houdt. Volgens Buitenhuis laat de folie 95 procent van het zonlicht door. „Als iemand binnen wil zonnen kan dat. Je wordt nog bruin ook.”

Doordat het paviljoen drijft, stijgt het automatisch mee met de waterspiegel. Dat maakt het tot een voorbeeld voor het klimaatbestendig bouwen dat in Rotterdam zijn opmars moet maken.

De Maasstad heeft grootse plannen voor het bouwen van drijvende stadswijken. In het gebied Stadshavens is volgens directeur Stadshavens Hans Beekman ruimte voor 1600 hectare duurzame gebiedsontwikkeling en worden tot 2040 zo’n 13.000 klimaatbestendige woningen gebouwd, waarvan ongeveer 1200 op het water. In deze drijvende woonwijken zullen mensen op het water wonen, boodschappen doen, werken en recreëren.

„Floating communities”, noemt Beekman ze. Rotterdam zal ook wel moeten. Omringende gebieden als de Hoeksche Waard en de Zuidplaspolder hebben het stempel ‘groen’ en bouwgrond is er schaars. In de (oude) havens van de grootste havenstad van Europa is ruimte genoeg. Bedrijven verdwijnen of verkassen naar de Maasvlakte. „We gaan het water op een nieuwe manier gebruiken”, aldus Beekman. „Dat werpt tegelijkertijd ook vragen op. Wat is bijvoorbeeld de grondprijs van water?”


Piepschuim

In het drijvende paviljoen –dat geen naam heeft– worden de Rotterdamse ambities op het gebied van klimaat-, delta- en watertechnologie geëxposeerd. Er is een auditorium voor groepen tot 150 mensen, de hele constructie is gebouwd op ontvangst van maximaal 500 personen. Bezoekers kunnen via twee bruggen vanaf de kade op een drijvend plein van 24 bij 24 meter komen. Het plein is scharnierend verbonden met het paviljoen.

Om de drijvende eilanden licht te houden en onzinkbaar te maken, werden ze opgebouwd uit platen van geëxpandeerd polystyreen (EPS), oftewel piepschuim. Er liggen vijf lagen EPS op elkaar. De dunste laag is 20 centimeter en de dikste is 75 centimeter dik. In de dikste laag is een grid van betonnen balken verwerkt. Aan deze balken zijn de prefab betonnen platen bevestigd. Deze platen vormen de harde schil van het eiland en beschermen tegen de invloed van bijvoorbeeld golfslag.

Bovenop kwam een 20 centimeter dikke betonnen vloer die samen met de balken het eiland tot een stijf geheel maken. De bodemdikte van het eiland is 2,25 meter. De bovenkant van de vloer ligt 80 centimeter boven het waterpeil. Wethouder Bolsius liet vrijdag overigens weten dat het project „bijna kopje onder” was gegaan in het Rotterdamse college. „Op eigen gezag heb ik op een gegeven moment 2 ton piepschuim besteld. Als dit project niet was doorgegaan, hadden we daar een wijk van Rotterdam mee kunnen isoleren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer