Dwars door het hart een gat
Als de euro niks meer waard is, zijn er altijd nog kettinkjes te maken van de munten. Of een rammelaar.
Geld is veelzijdig. Uitgeven, sparen, ermee smijten of de koers laten kelderen zijn maar een paar van de mogelijkheden. De tentoonstelling ”Waardeloos” –tot dit najaar in het Geldmuseum in Utrecht– laat dat zien.
In de vitrinekast ligt een armband van een hele ris zilveren muntjes. Ze lijken op de bekende guldendubbeltjes. Het blijken stuivers uit 1850 tot 1887, uit de tijd van Willem III. Ze moeten nogal inspirerend zijn geweest. Een creatieveling maakte ook een beugeltasje van die oude stuivers, en een broche.
Vlak naast de armband hangt een zilveren tientje uit 1973 aan een halsketting, en een ketting van hedendaagse eurocenten.
Opeens bespeur je ook een ring met een solidus, een Romeinse gouden munt uit de tijd van Constantius II, uit het jaar 343. En een rammelaar, gemaakt van een 17e-eeuwse Zwitserse daalder. Er hangen vier belletjes aan. Een ris schellingen uit die tijd werd gebruikt om een hondenhalsband van te maken.
”Geld maakt niet gelukkig”, meldt het opschrift op een munt in het kastje ”Vrije kunst”. In het hart van een gulden uit 1980 gaapt een gat.
De tentoonstelling laat zien hoe geld door de eeuwen heen –behalve als betaalmiddel– ook diende als communicatiemiddel. Zoals in de strijd tussen patriotten en prinsgezinden in 1787, en in de Tweede Wereldoorlog. Munten werden gebruikt om „openlijk of meer bedekt een statement te maken.” De constructie van een poppetje verwijst naar Zes-en-een-kwart: de Oostenrijkse nazipoliticus Seyss-Inquart.
De expositie is maar één onderdeel in het museum. Er is veel meer te zien. En te doen. Zo loopt er een crisisroute door het gebouw (zie kader).
„Wat is geld?” vraagt een informatiebord. Goede vraag. Actueel ook. „Eigenlijk kan geld van alles zijn, het is maar net wat je daarover samen afspreekt. Maar niet alles is geld. (…) Het allerbelangrijkste is dat iedereen het als geld moet accepteren.”
Terwijl hier munten en bankbiljetten dienen als betaalmiddel, kunnen dat elders in de wereld ook zout, schelpen of stof zijn, aldus het bord.
Het wijst er ook op dat bankbiljetten op zich waardeloos zijn. Ze zijn van papier. De solidus en het zilveren tientje werden tenminste gemaakt van edelmetaal. Geld was eeuwenlang te zien, controleerbaar. Tegenwoordig is geld onzichtbaar; het schijnt te bestaan achter cijfertjes op een computerscherm en plastic pasjes. „Hoe kunnen we een huis kopen zonder maar één zak geld in handen te hebben?”
Het woord vertrouwen springt eruit in het Geldmuseum, zeker in een tijd waarin de eurokoers keldert na uitspraken van politici, zoals die van de Duitse bondskanselier Merkel deze week. „De waarde krijg je pas als wij vertrouwen dat het geldbedrag dat op het papier gedrukt staat, ook echt het bedrag is dat je kunt uitgeven als je het bankbiljet inwisselt voor spullen die je ervoor wilt kopen”, zegt het Geldmuseum. „Ons geldsysteem werkt prima, maar we moeten niet vergeten dat we eigenlijk omgaan met vrijwel waardeloze stukjes papier. (…) Onze munten en bankbiljetten worden dan ook vertrouwensgeld genoemd.”
Zou iemand ooit een euro willen vangen in een ring, of aan een ketting hangen? Zou die over 100 jaar worden tentoongesteld als een eens waardevolle munt? Bordje erbij: ”In 2010 heerste er een vertrouwenscrisis rond deze munt”.
Crisisroute
Het woord kredietcrisis is misschien wel het meest gebruikte woord in de kranten van het afgelopen jaar. Wat is er ook alweer precies aan de hand? Wiens schuld is het? Door het Geldmuseum voert een crisisroute die ingaat op zulke vragen. Interactie met bezoekers staat hoog in het vaandel. Zo kunnen ze een kans wagen op de beurs en worden ze uitgedaagd om stelling te nemen en erover na te denken hoe de crisis hun persoonlijk leven beïnvloedt. Ook kunnen bezoekers de oplossing voor de kredietcrisis tekenen in een spotprent.
Onderweg leren ze dat banken een oud fenomeen zijn. Grieken en Romeinen hadden al manieren om geld te lenen. Vanaf de middeleeuwen ontwikkelden zich drie soorten banken: pandbeleningsbanken, waar je spullen achterliet en die terugkreeg als je het geleende geld terugbracht; het geldwisselbedrijf, waar vreemde munten konden worden gewisseld; en de wisselkredietbank, waar de ene koopman geld leende aan de andere. In ruil daarvoor kreeg hij een betalingsbewijs: de voorloper van ons bankbiljet.