Pechtold bloeit in tegenpositie
Een hol vat is D66-leider Pechtold (45) beslist niet. Wel is voor hem vorm even belangrijk als inhoud. En: de welbespraakte politicus bloeit op als hij zich tegen iets of iemand kan afzetten.
In het voorjaar van 2009 gaf Alexander Pechtold een interview aan NRC Handelsblad. Het resultaat zal de politicus zwaar hebben teleurgesteld. Uit het vraaggesprek rees het beeld op van een man van veel woorden en weinig inhoud, een twijfelaar aan alles. „Weet je, misschien tref je me op een moment dat ik het ook niet meer helemaal weet.”Dit beeld van een inhoudsloze twijfelaar sloot naadloos aan bij de indruk die velen toch al van D66 hadden: een partij zonder vaste koers, met vage, inwisselbare ideeën, die wat omvang betreft jojoënd door de parlementaire geschiedenis gaat.
Opmerkelijk was dat het interview, nota bene geplaatst in de krant van intellectueel Nederland, Pechtold in het geheel niet schaadde. De partij bleef in de peiling van Synovate vrolijk staan op een zetel of twaalf, dertien: een verviervoudiging van de feitelijke omvang in de Kamer.
De verklaring móét wel zijn dat de populariteit van Pechtolds D66 helemaal niet is gebaseerd op het hebben en uitdragen van welomschreven ideeën. Burgers, voor een belangrijk deel blanke twintigers, dertigers en veertigers van het type intellectuele yup, signaleren in de politiek iets wat hen zorgen baart, namelijk het rauwe populisme van Wilders en Verdonk, en wijken daarom uit naar degene die dat in hun ogen het beste bestrijdt.
Bovendien, zó’n leeghoofd is Pechtold in werkelijkheid niet. Hij heeft wel degelijk ideeën over hoe de samenleving ingericht moet worden en wat er in Nederland zou moeten veranderen. „Wij zijn de onderwijspartij, de Europapartij. We staan op de barricaden voor homoseksuelen”, vatte hij ooit in een interview zijn partijprogramma samen. Een deel van zijn ideeën is, zoals altijd bij D66, relatief en kan gemakkelijk worden aangepast als de omstandigheden wijzigen. Maar de rode lijn van vrijzinnigheid en van zelfverwerkelijking van het individu blijft altijd herkenbaar.
Die vrijzinnigheid zit er in zijn jeugd nog niet meteen in. In zijn woonplaats Rhoon bezoekt Alexander de protestants-christelijke lagere school Koningin Juliana, waar hij zes jaar lang elke week een psalmvers moet leren. Een sterke sympathie voor het christendom houdt hij er –„Ik ben niet gelovig”– niet aan over, zij het dat hij zelf vindt dat hij evenmin antichristelijk is. Religie kan voor andere mensen een sterke stimulans kan zijn, erkent hij. „Het geloof heeft ons de eerste tien wetten gegeven, de Tien Geboden, die toch een basis vormen voor onze omgangsvormen en rechtsspraak”, zei hij twee jaar geleden tegen het Nederlands Dagblad.
Erg opvallen doet Pechtold in zijn jonge jaren niet. De zoon van een hardwerkende Brabander, directeur van bouwbedrijf Dura, geldt dan al als een keurig heertje. Hij is pienter, maar bedeesd.
Dat hij uiteindelijk toch uitgroeit tot iemand die graag in de schijnwerpers staat, daarvan liggen de wortels in zijn middelbareschooljaren op het Rotterdams Lyceum. De wat vrouwelijk aandoende jongeman, doorgaans gekleed in lamswollen truien, doet enthousiast mee aan het schooltoneel en werpt al acterend alle schuchterheid van zich af.
Aan de Universiteit Leiden kiest hij aanvankelijk voor de studie rechten, maar switcht na een jaar naar kunstgeschiedenis, een vak dat altijd zijn grote liefde heeft gehouden, al moet hij later ruiterlijk toegeven dat hij met het thema van zijn afstudeerscriptie: ”Ruitergevechten tussen 1620 en 1630 in de Noordelijke Nederlanden”, niet zo heel veel meer doet. Dat hij zich inmiddels heeft ontwikkeld tot een vanzelfsprekend leidersfiguur, blijkt op het studencorps Minerva, waar hij meteen tot preses van zijn jaarclub wordt gekozen. In Leiden ontmoet hij ook zijn huidige echtgenote Froukje, met wie hij twee kinderen krijgt.
Pechtold, die voor hij beroepspoliticus wordt, veilingmeester is bij het Haagse Van Stockum’s Veilingen, geldt lange tijd als een zondagskind. Op zijn 32e wethouder in Leiden, op zijn 38e burgemeester van Wageningen, twee jaar later minister.
Tijdens dat ministerschap krijgt hij voor het eerst met tegenwind te maken. Als opvolger van de tussentijds afgetreden Thom de Graaf, trekt de bewindsman in Balkenende II voortdurend de aandacht. Niet vanwege zijn prestaties op zijn eigen beleidsterrein, bestuurlijke vernieuwing, maar door zich ongevraagd te bemoeien met portefeuilles van collega’s.
Absoluut dieptepunt is het interview dat hij in januari 2006 geeft aan het feministische maandblad Opzij. In de ministerraad gaat het er veel „vuiler en vunziger” aan toe „dan mensen denken”, beweert hij onbeschroomd. Zelden zal iemand in de Trêveszaal door zijn collega’s zo stevig zijn terechtgewezen als Pechtold na het Opzij-interview. Het is ook de tijd waarin hij door Volkskrantcolumnist Jan Blokker ridiculiserend ”kereltje Pechtold” wordt genoemd, een bijnaam die hem nog zeer lang zal aankleven.
Maar, o wonder, na de val van Balkenende II begint de victorie. Het ‘kereltje’ groeit in enkele jaren tijd uit tot dé oppositieleider van Nederland. Na in een lijsttrekkersstrijd zijn concurrente Lousewies van der Laan te hebben verslagen, wordt de altijd onberispelijk gekapte en geklede, welbespraakte partij- en fractieleider het troetelkind van de Nederlandse pers. NOVA, Netwerk, Pauw & Witteman, Buitenhof: overal is de gesoigneerde Pechtold een graag geziene gast. Prachtig vinden journalisten het als hij tijdens de algemene beschouwingen van 2009 met een enorme stapel rapporten naar de interruptiemicrofoon loopt om CDA-fractievoorzitter Van Geel te vragen of er soms al niet genoeg onderzoeksresultaten in de kast liggen. Om dan, als hij de tegenwerping krijgt dat in die rapporten geen samenhang zit, geestig op te merken: „Zal ik er een nietje doorheen slaan?”
En in zijn comeback neemt hij zijn partij mee. Met als startpunt nul zetels in de peilingen (midden 2007) beginnen de Democraten onder leiding van Pechtold aan een gestage opmars. Wat in de geschiedenis van de partij al zo vaak is gebeurd, namelijk dat één charismatisch figuur (Van Mierlo, Terlouw) het creperende D66 uit het slop trekt, herhaalt zich nu.
Oké, het is allemaal slechts virtueel. Maar dat hij in 2009 in de peiling van Synovate is opgeklommen tot bijna twintig zetels, boezemt vriend en vijand toch ontzag in. Waar Pechtold in het kabinet wellicht op de verkeerde plek zat, voelt hij zich in de Tweede Kamer, zeker in de oppositie, als een vis in het water. Helder sprekend, sluitend argumenterend, ernst en humor soepel afwisselend en altijd uitgaande van een herkenbare D66-koers, geeft hij zijn partij veel meer uitstraling en media-aandacht dan op basis van die drie schamele zeteltjes verwacht mag worden.
Niemand twijfelt er overigens aan dat de comeback van D66 slechts voor een deel de persoonlijke verdienste van Pechtold is. Zijn sterke stijging in de peilingen hangt onmiskenbaar samen met de scherpe wijze waarop hij de confrontatie zoekt met zijn politieke tegenpool: PVV-leider Wilders. In de Kamer lijkt hij soms de enige die niet onzeker is over de wijze waarop hij Wilders tegemoet moet treden. Zonder aarzelen noemt hij hem een racist of een rechtse extremist. Wilders als premier? „Voor mij een horrorscenario. Dan wordt ik asielzoeker.”
Zijn harde confrontaties met de PVV-voorman leggen hem geen windeieren. Voor grote groepen kiezers is Pechtold de verpersoonlijking van de aloude D66-slogan ”het redelijk alternatief”.
Inmiddels is de terugtocht ingezet. Ook dat heeft weer alles te maken met de omstandigheden. Nu de economie ‘hot’ is en het politieke en maatschappelijke debat meer over de staatsschuld en de portemonnee van de burger gaan dan over de islam en de vrijheid van meningsuiting, zakt Wilders’ PVV terug in de peilingen. En met hem zijn tegenvoeter D66.
Pechtolds partijgenoten deert dat slechts ten dele. Met hem gaan zij op 9 juni hoe dan ook winst behalen. Dat je hem over de kroonjuwelen van de partij, de gekozen burgemeester of het referendum, niet meer hoort, laat de meeste D66’ers koud. Om zijn standaardgrapje: „De kroonjuwelen? Die liggen in de kast en zijn op voorraad leverbaar”, lachen ze hartelijk. Zolang hij maar scoort en de vrijzinnige lijn van D66 consequent voortzet, zoals met zijn pleidooi de klaar-met-levenproblematiek op de politieke agenda te plaatsen, is zijn achterban tevreden.
Als wij het voor het zeggen krijgen, wordt alles anders, geloven zij. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe, maar het wordt in elk geval beter dan onder dat ‘verschrikkelijke’ christelijke kabinet, dat, om met Pechtold te spreken „in de spreekkamer komt, in de televisiekamer, de rookkamer, de kinderkamer, de slaapkamer… en het liefst ook in uw bovenkamer.”
Levensloop Pechtold
geboren op 16 december 1965 te Delft.
1996: behaalt doctoraal kunstgeschiedenis en archeologie in Leiden.
van 1992 tot 1997 veilingmeester bij Van Stockum’s Veilingen in Den Haag.
in 1994 gemeenteraadslid in Leiden; in 1997 wethouder in diezelfde plaats.
van 2002 tot 2006 partijvoorzitter van D66.
van 2003 tot 2005 burgemeester van Wageningen.
van 2005 tot 2006 minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties in het kabinet-Balkenende II.
nu: Tweede Kamerlid, fractievoorzitter en lijsttrekker D66.