„Context van kerk is veranderd”
„Tegenover de enkelingen die via de voordeur de kerk binnenkomen, staan velen die geruisloos via de achterdeur wegglippen”, schrijft de IZB, de hervormde organisatie voor zending in Nederland, in zijn dinsdag verstuurde pinksterbrief.
Gemeenten moeten zich diepgaand bezinnen op hun missionaire werk. Dat is de teneur van een brief die de IZB dinsdag verstuurde naar kerkenraden die zijn werk steunen. De IZB viert zijn 75-jarig jubileum en is daarvoor dankbaar, maar verkeert „niet in een juichstemming”, aldus de brief, die is ondertekend door IZB-voorzitter ds. M. J. Tekelenburg en directeur ds. L. Wüllschleger. „Dat kan ook niet anders, als we de situatie van de kerk in ons land onder ogen zien. De IZB voelt zich tot en met verbonden met de kerk. Het gaat ons aan het hart dat ze een minderheid geworden is, in de marge. Met heel de kerk gaan we door een woestijnperiode.”„Onze zorg is, dat gemeenten wel op de een of andere manier aan evangelisatiewerk doen, maar dat zich daarnaast een kerkelijk leven afspeelt dat is geënt op een vroegere tijd, toen het geloof er nog gewoon bijhoorde.”
De IZB wil kerkenraden en gemeenteleden „in ieder geval niet oproepen om méér te gaan doen, maar om u vooral af te vragen hoe onze nieuwe missionaire context veel meer mee kan gaan spelen in alles wat we doen. Dit geldt van de manier waarop zondagsschool wordt gegeven tot en met de thema’s die op de Bijbelkringen voor ouderen aan de orde komen, met alles wat daartussen ligt. Hier is volgens ons nog een hele slag te maken, die uiteindelijk zal leiden tot verdieping van het geloof van de gemeente en haar ervoor zal behoeden op een afbrokkelend eiland terecht te komen.”
De IZB onderstreept dat de missionaire opdracht „bij het wezen van de gemeente hoort, en niet beperkt mag zijn tot een paragraaf van het kerkenraadsbeleid. Het missionair-zijn is de kern, met uitstraling naar alle geledingen. Hoe is aan onze prediking, aan de eredienst, de catechese, het pastoraat en het vormingswerk te merken dat we een gemeente zijn die beseft een minderheid te zijn geworden in een nieuwe missionaire context? Worden woorden aangereikt als brood in de woestijn? Wordt de gemeente getraind in volharding en standvastigheid? Wordt ze geholpen in praktisch christen-zijn, waar een getuigenis van uitgaat, op de werkvloer en binnen de netwerken van vrienden en bekenden?”