Dijkstal was wars van populisme
„Ze vinden dat de overheid zich niet met hen mag bemoeien, maar geven de overheid wel de schuld van alles wat fout gaat." Dat verzuchtte Hans Dijkstal in 2002 tijdens een interview met een tijdschrift over (een deel van) de kiezers.
Het was in het jaar dat de liberaal (Port Saïd, 28 februari 1943) het voor gezien hield als politiek leider en fractievoorzitter in de Tweede Kamer van de VVD. Afkerig van elke vorm van populisme had hij Pim Fortuyn zien opkomen. Dijkstal had zelf van toenmalig voorzitter Bas Eenhoorn te verstaan gekregen dat hij ook meer ‘Jip en Janneke-taal’ moest gebruiken.Na een teleurstellend verkiezingsresultaat voor de VVD pakte hij zijn biezen. Toenmalig partijgenote Verdonk paste in het rijtje van de Oostenrijker Jörg Haider, de Belg Filip Dewinter, Pim Fortuyn, de Fransman Jean-Marie Le Pen en de Amerikaan Ross Perrot, knorde Dijkstal in 2006 nog. Het zijn populisten met simpele oplossingen die de democratie ondermijnen, zei hij. De politieke cultuur in Nederland dreigde volgens Dijkstal ten onder te gaan aan simplistische opvattingen.
Dijkstal had de politiek tot in de haarvaten meegemaakt. Twaalf jaar was hij raadslid in Wassenaar en vijf jaar wethouder, zestien jaar zat hij in het parlement, vier jaar (van augustus 1994 tot augustus 1998) was hij minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier. Hij kwam in de regering als bruggenbouwer: hij zag de samenwerking met de PvdA als een van de eersten zitten. Resultaat: het kabinet-Kok 1, de eerste paarse coalitie (VVD, PvdA, D66).
Dijkstal was de naamgever en de kopman van de Adviescommissie Rechtspositie Politieke Ambtsdragers. Als Kamerlid diende hij in 1992 met GroenLinks en D66 een initiatiefwet in over bevordering van arbeidsdeelname door allochtonen. Twee jaar later was het een wet. In 1994 diende hij tevens tijdens het tweede IRT-debat (over de opsporingsmethoden van een interregionaal rechercheteam) een motie in dat de ministers Van Thijn en Hirsch Ballin zich niet langer mochten bemoeien met vormgeving en aansturing van IRT’s. De motie werd aangenomen, de ministers stapten op.
Als minister kwam hij in 1995 met een wet om huisvesting van asielzoekers in bepaalde mate te waarborgen. In 1997 schreef hij samen met minister Sorgdrager van Justitie de nota Criminaliteit in relatie tot integratie van etnische minderheden. Criminaliteit onder Marokkaanse, Turkse, Antilliaanse en Surinaamse jongeren moest op alle fronten worden aangepakt. Het bestrijden van schooluitval en zorgen voor een betere aansluiting op de arbeidsmarkt stonden voorop. In 1998 bracht hij de Wet inburgering nieuwkomers tot stand, die immigranten verplicht zich voor inburgering in te spannen en van gemeenten eist hen daartoe in staat te stellen.
Hans Dijkstal was een correcte, toegankelijke en levenslustige man met humor. Hij zat in tal van organisaties, hield van sport en van kunst. Dijkstal, vader van twee kinderen, was dol op jazz en speelde saxofoon. Hij was bestuurslid van toneelgroep De Appel en kwam daardoor als parlementslid nog in lastig vaarwater. Om de principes van Thorbecke niet te verloochenen, stemde hij tegen een motie om De Appel rijkssubsidie te geven.