Confrontatie met een vijandige overheid
Het was te verwachten dat de uitspraak van de Hoge Raad over de vrouw en de SGP veel reacties zou oproepen. In eigen kring en daarbuiten. Uiteraard was er qua inhoud en strekking nogal wat variatie.
In de buitenwereld varieerden de geluiden van vreugdegejuich tot afwijzende en bedenkelijke commentaren op dit arrest van ons hoogste rechtscollege. Volgens NRC Handelsblad had het voor de SGP harde arrest „velen een ongemakkelijk gevoel gegeven.”Binnen de brede gereformeerde gezindte werd (ongeacht hoe men zelf oordeelde over de vrouw in de politiek) het arrest afgewezen als een ontoelaatbare aantasting van de vrijheid van godsdienst. Velen waren van mening dat dit vonnis niet alleen consequenties had voor de SGP, maar ook voor andere christelijke instellingen, de kerken niet uitgesloten.
Daarentegen beklemtoonde dr. H. A. Post (die vorig jaar promoveerde op een historische studie over de SGP en het vrouwenkiesrecht) dat er niet direct reden was om die lijn door te trekken. Het kiesrecht raakt nu eenmaal het hart van het democratisch functioneren van een land. Het kerkelijk leven staat daarbuiten.
Nu is het ongetwijfeld zo dat de opvattingen en gedragingen van politieke partijen meer in de schijnwerpers staan dan de gang van zaken binnen de kerken. Dat geldt zeker voor de gang van zaken binnen de kleinere kerken van gereformeerde signatuur. Maar ook kerken behoren tot het openbare leven waarop het VN-Vrouwenverdrag betrekking heeft.
RK Kerk
Daarbij is het voor ons zeker een belangrijk pluspunt dat de grote wereldomspannende Rooms-Katholieke Kerk nog steeds geen vrouwelijke ambtsdragers kent. In Nederland en daarbuiten zullen rechtscolleges en regeringen er niet zo makkelijk toe overgaan om het Vaticaan te dwingen dit standpunt op te geven. Zou eenmaal de RK Kerk om zijn, dan valt te vrezen dat de maatschappelijke druk zal toenemen op die paar orthodox-protestantse kerken. Waarom zou men een dergelijke discriminatie van vrouwen nog langer dulden? Of die vrouwen daar zelf bezwaar tegen hebben, geldt immers niet als doorslaggevend!
In toenemende mate wordt het discriminatieverbod uit artikel 1 van de Grondwet zo uitgelegd dat iemands geslacht, net als zijn of haar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid en ras in allerlei situaties en verhoudingen niet meer relevant mag zijn. En dan kent het grondwetsartikel nog de toevoeging „of op welke grond dan ook.” Die maakt dat de meerderheid nog allerlei andere dingen, zoals homoseksualiteit, daar onder kan brengen.
Gemakshalve vergeet men dat het bij een correcte hantering van het begrip discriminatie gaat om het ten onrechte ongelijk behandelen van mensen. Niet elke ongelijke behandeling is dus discriminatie. Maar niet alleen juridisch, maar ook in de maatschappelijke discussie ligt de bewijslast tegenwoordig wel heel duidelijk bij degene die mensen ongelijk behandelt.
Zo stelde Halsema (GroenLinks) onlangs dat de EO geen capabele sollicitanten mag weigeren omdat ze niet gelovig zijn. Dat is immers discriminatie wegens godsdienst. Zoals christelijke organisaties ook geen homo’s mogen weigeren die geschikt zouden zijn voor een vacante functie.
Nu is dit gelukkig nog niet de algemeen gangbare visie in Nederland, maar het feit dat een serieuze politicus dit als een serieuze stelling poneert, zegt wel wat. Op die manier wordt religie inderdaad volstrekt tot een privézaak gemaakt. In het maatschappelijke verkeer is iemands godsdienst dan geen relevant gegeven meer. Bij sollicitaties mag daar dan eigenlijk niet meer naar gevraagd worden. Ook niet door confessionele organisaties.
De SGP wordt er nu op aangesproken dat zij geen vrouwen op haar kandidatenlijst plaatst. Wellicht wordt het in de toekomst een punt dat deze partij geen moslims als lid accepteert of op haar kandidatenlijst wil plaatsen. Een partij die alleen openstaat voor mensen die de gereformeerde belijdenis onderschrijven, dat kan toch eigenlijk niet meer. Dat komt neer op regelrechte discriminatie naar godsdienst.
Ruimte voor het kwaad
Onze kritiek op de overheid kwam er in het verleden vaak op neer dat zij op allerlei terrein veel ruimte liet voor het kwaad. Volgens onze belijdenis is het immers de taak van de overheid om de menselijke ongebondenheid te bedwingen. Op die manier draagt de overheid ertoe bij dat wij een gerust en stil leven mogen leiden in alle godzaligheid en eerbaarheid (1 Tim. 2:2). Dat is van wezenlijk belang.
Uiteraard is het zo dat wanneer de overheid het kwade legaliseert of gedoogt, wij daardoor nog niet gedwongen worden om het verkeerde pad op te gaan. Crematie is sinds een halve eeuw volstrekt legaal, maar daarmee wordt niemand verplicht om zich te laten cremeren. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn echtscheidingen een stuk gemakkelijker geworden, maar daarmee wordt niemand gedwongen om van die mogelijkheid gebruik te maken. Niet-huwelijkse relaties zijn vrijwel over de hele linie gelijkgesteld met het huwelijk, maar niemand is verplicht om op die manier te gaan samenleven.
Je kunt inderdaad zeggen dat het de eigen verantwoordelijkheid van mensen is als ze dergelijke verkeerde dingen doen, maar daarmee is natuurlijk niet alles gezegd wat hierover gezegd moet worden. „Ben ik mijns broeders hoeder” is niet de lijn die ons in de Bijbel wordt voorgehouden.
Omvangrijke gevolgen
Daar komt nog bij dat wanneer de overheid royaal ruimte biedt voor het kwaad, dat ook gevolgen heeft voor hen die daar vanuit hun geweten niet in mee willen gaan. Zondagsopenstelling van winkels bemoeilijkt de concurrentiepositie van hen die daar niet aan mee doen. Wanneer de zondag steeds meer misbruikt wordt als werkdag, benadeelt dat de positie van sollicitanten die daar gewetensbezwaren tegen hebben.
De seksualisering van onze maatschappij (met name via de media, de reclame en de amusementswereld) beïnvloedt in negatieve zin het leef- en denkpatroon van orthodoxe christenen die door hun omgang met de Bijbel beter kunnen weten. Niemand kan zich nu eenmaal volledig onttrekken aan de invloeden van de cultuur waarin hij leeft. Waar je mee omgaat, word je mee besmet. En zeker van het kwade gaat altijd een bepaalde invloed uit.
In landen waar grove corruptie heel normaal is, is het moeilijk om als christen daar niet aan mee te doen. Politieagenten en ambtenaren verdienen daar maar weinig omdat ze langs slinkse wegen heel wat weten binnen te halen. In landen waar grootscheepse belastingfraude algemeen gangbaar is, is het moeilijk om met een eerlijk geweten je belastingaangifte te doen. Als je alles netjes opgeeft, betaal je eigenlijk veel te veel en dreigt wellicht het faillissement van je zaak. Omdat bijna iedereen fraudeert zijn de belastingtarieven immers extra hoog.
De weerhoudende rol van de overheid tegenover het kwaad is dus zeker van grote betekenis. Je kunt niet zeggen dat christenen die naar het Woord van God willen leven, die bescherming niet nodig hebben. Daarvoor zijn er te veel economische, sociale en psychologische verwevenheden. Vandaar dat de Bijbel het functioneren van de overheid expliciet verbindt met een leven in alle godzaligheid en eerbaarheid.
Goede verbieden
Nu is het niet alleen betreurenswaardig als we moeten constateren dat de overheid steeds meer ruimte laat voor het kwaad. Erger is nog wanneer het optreden van de overheid neerkomt op het verbieden van het goede en het dwingen (althans aandringen) tot het kwade. Dat gaat nog weer een hele stap verder. Toch is dat wat we de laatste jaren steeds meer zien gebeuren.
Trouwambtenaren mogen homohuwelijken niet weigeren. Christelijke scholen worden onder druk gezet om praktiserende homoleerkrachten te accepteren. Hier en daar worden ondernemers gedwongen hun winkel op zondag open te stellen. Dat laatste is in eerste instantie wel een privaatrechtelijke aangelegenheid, maar staat ook weer niet los van de ruime formuleringen van de Winkeltijdenwet.
En nu is daar dan de schokkende uitspraak van de Hoge Raad over het functioneren van de SGP. Het is nog niet duidelijk op welke manier de regering gestalte zal geven aan de opdracht die de Hoge Raad haar gaf. Maar op de een of andere manier zal men de SGP willen dwingen om de Bijbelse grondstructuren inzake de verhouding van man en vrouw te negeren. De partij mag daarover nog wel bepaalde opvattingen hebben, maar zij mag die in eigen kring niet meer in praktijk brengen.
Kring
Op grond van de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van onderwijs was er in Nederland gedurende vele decennia een grote ruimte om in eigen kring en in eigen verbanden naar Gods geboden te leven. In allerlei gevallen kon men zelfs op gelijke voet aanspraak maken op overheidssubsidie als de scholen en instellingen die aansloten bij de dominante cultuur.
Waar de overheid op allerlei terreinen steeds meer ruimte bood voor het kwaad en allerlei dingen toeliet die niet toegelaten mochten worden, konden we in een aantal gevallen gelukkig uitwijken naar eigen organisaties en verbanden. Dat is het model van de verzuiling. Die ruimte wordt echter steeds meer ingeperkt en zeker de overheidssubsidie staat meer en meer onder kritiek.
In brede kring wordt het steeds minder aanvaardbaar gevonden dat mensen zich in hun eigen verbanden onttrekken aan het gezag van de heersende waarden. Het feit dat die waarden (denk aan de acceptatie van homorelaties) nog maar sinds enkele decennia in onze maatschappij gezaghebbend zijn en dat voorgaande generaties daar heel anders over oordeelden, verandert daar weinig aan. Op grond van het discriminatieverbod moet de vrijheid van minderheden wijken voor de dwingende gelijkheidsnorm van de meerderheid.
Zo worden we steeds meer geconfronteerd met een vijandige maatschappij en een vijandige overheid. Dat raakt nu de SGP, maar straks de reformatorische scholen. En het is zeer de vraag of kerken en gezinnen van gereformeerde signatuur buiten schot zullen blijven.
Poort
Hoe lang zal men tolereren dat wij onze kinderen opvoeden zoals God dat van ons vraagt? Het standpunt dat alleen de enge poort en de nauwe weg naar het leven leiden, laat zich immers niet combineren met het beklemtonen van de keuzevrijheid bij de opvoeding van jongeren. Wat in deze wereld normaal gevonden wordt ten aanzien van man, vrouw en seksualiteit is volstrekt anders dan de Bijbelse lijn.
In de Bijbel is het beeld van de kerk als een verdrukte minderheid niet vreemd en in de kerkgeschiedenis evenmin. Dan is het groot als ook van toepassing is wat eens geschreven werd aan de gemeente van Filadelfia: „Gij hebt Mijn Woord bewaard en hebt Mijn Naam niet verloochend.”