Opinie

Hoge Raad passeert wetgever in arrest vrouwenstandpunt SGP

De Hoge Raad stelt in de uitspraak inzake het SGP-vrouwenstandpunt zijn eigen afweging in de plaats van die van de wetgever, schrijft Rob Kooijman.

6 May 2010 08:55Gewijzigd op 14 November 2020 10:29

De SGP mag niet langer uitsluiten dat vrouwen op kandidatenlijsten kunnen komen, zo oordeelde de Hoge Raad vorige maand. Volgens de Hoge Raad is het weren van vrouwen strijdig met het VN-Vrouwenverdrag dat Nederland heeft aanvaard.Het VN-Vrouwenverdrag, dat in 1991 door Nederland is goedgekeurd, bepaalt dat de staat het recht van vrouwen op een gelijke behandeling als mannen bij politieke partijen verzekert. De wetgever stelde bij de goedkeuring dat deze gelijkheidsbepaling „moet worden gezien in samenhang met andere verdragsbepalingen”, zoals de vrijheid van vereniging, godsdienst en meningsuiting.

De wetgever ging ervan uit, op advies van de Raad van State, dat hij een eigen grondrechtenafweging kon maken. Daarom werd geen voorbehoud gemaakt bij de gelijkheidsbepaling.

Nederland stelde vervolgens bij de goedkeuring dat bij het stellen van nationale wettelijke regels in het bijzonder bij politieke partijen „terughoudendheid is geboden, omdat de genoemde democratische vrijheden en rechten eveneens behoren tot de grondslagen van onze rechtsorde.” En ten slotte: „Een dergelijke noodzaak tot ingrijpen door de wetgever achten wij gegeven het fundamentele belang van genoemde rechtsregels thans niet aanwezig.”

Minder zwaar
Noodzaak tot het stellen van nationale wettelijke regels om de ongelijke behandeling van vrouwen, zoals bij de SGP, passend te kunnen beëindigen acht de wetgever nog steeds niet aanwezig.

Het woord ”terughoudendheid” staat dat in redelijkheid toe, want ”terughoudend” kan ”zich op de achtergrond houdend” betekenen. De wetgever heeft met betrekking tot politieke partijen vooralsnog de gelijkheidsbepaling minder zwaar laten wegen dan de andere grondrechten.

De ongelijke behandeling van vrouwen bij de SGP kan door de staat als uitvoerder van wettelijke regels daarom niet met een passende maatregel worden beëindigd. Maar die hoeft ook niet te worden beëindigd van de wetgever.

Maar wat heeft de Hoge Raad gedaan? De Hoge Raad oordeelde dat de gelijkheidsbepaling in het Vrouwenverdrag bij de SGP het zwaarst moet wegen. Vervolgens heeft de Hoge Raad het handelen van de staat als uitvoerder van wettelijke regels aan die afweging getoetst.

De staat handelt volgens de Hoge Raad onrechtmatig, omdat hij geen passende maatregel heeft genomen die de ongelijke behandeling beëindigt. Volgens de Hoge Raad is een nieuwe nationale wettelijke regel nodig, zodat de staat als uitvoerder van wettelijke regels de ongelijke behandeling passend kan beëindigen.

Terwijl de staat als wetgever dus op grond van de geboden terughoudendheid juist geen nationale wettelijke regel heeft gesteld, waardoor hij geen passende maatregel kan en hoeft te nemen. De Hoge Raad stelde zodoende zijn eigen afweging in de plaats van die van de wetgever.

Men kan tegenwerpen dat de rechter een vage term als ”terughoudendheid” niet kan toepassen. En als de staat als wetgever niet duidelijk is, dan is de rechter gemachtigd zelf de knoop door te hakken. Maar dat terughoudendheid niet duidelijk is, is schijn. De wetgever kan namelijk altijd meer duidelijkheid geven om daarmee rechterlijke uitspraken irrelevant te maken.

Achtergrond
De wetgever, democratisch gelegitimeerd, heeft tenslotte in een rechtsstaat het eerste en laatste woord. Meer duidelijkheid zou hier dan zijn dat ”terughoudendheid” moet worden uitgelegd als dat de staat als wetgever zich op de achtergrond houdt met het stellen van nationale wettelijke regels om ongelijke behandeling van vrouwen bij politieke partijen te kunnen beëindigen. En dat de ongelijke behandeling dus niet hoeft te worden beëindigd.

Oftewel, uit het niet stellen van nationale wettelijke regels door de wetgever moet worden afgeleid dat ”terughoudendheid” betekent dat de staat zich op de achtergrond houdt.

Burgerinitiatief
Conclusie: de Hoge Raad passeert de wetgever. De reactie van de wetgever op de uitspraak van de Hoge Raad moet daarom zijn dat de uitspraak irrelevant is. Hij geeft daarbij als reden dat het in 1991 genomen besluit tot terughoudendheid nog steeds moet worden uitgelegd als dat de wetgever zich op de achtergrond houdt. Totdat de wetgever een ander besluit neemt.

Het tegen de staat procederende Proefprocessenfonds Clara Wichmann rest dan het burgerinitiatief om de ongelijke behandeling van vrouwen bij de SGP op de agenda van de wetgever te krijgen.

De auteur is juridisch en wetenschapshistorisch onderzoeker.

Meer over
SGP onder vuur

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer