Abu Omar al-Baghdadi en Abu Ayub al-Masri stonden in directe verbinding met al-Qaedaleider Osama bin Laden. Baghdadi was de politieke leider van al-Qaeda in Irak (AQI) en Masri, een Egyptenaar, was de zogenoemde ‘minister van oorlog’ van de terreurgroep. De twee maakten geen gebruik van mobiele telefoons of internet, maar van een boodschapper, die berichten aan hen en andere opstandelingen doorgaf.De boodschapper kwam eens per week naar een café in Bagdad waar hij de opstandelingen discreet boodschappen doorgaf van de al-Qaedatop.

Iraakse functionarissen kwamen de boodschapper in maart op het spoor na bekentenissen van een andere opgepakte al-Qaeda-leider. De informatie werd direct doorgespeeld aan het Amerikaanse leger die een onbemand vliegtuigje, een drone, inzette om foto’s te maken van de man en zijn contacten. De gevangen leider bevestigde vervolgens de identiteit van de boodschapper.

Op 18 april werd de boodschapper opnieuw op de voet gevolgd door een drone, die registreerde dat de man in een busje geladen met groenten stapte en koers zette richting het zuiden. Hij stopte vervolgens voor het onderduikadres van de twee commandanten.

Daarop werd een militaire actie in gang gezet. De militairen omsingelden het huis en bevolen de personen binnen zich over te geven. Zestien mensen kwamen naar buiten. De commandanten, de zoon van een van hen en een medewerker bleven binnen en werden vervolgens gedood toen de troepen het pand binnenvielen. De vier personen en de boodschapper werden daarbij doodgeschoten.