Geen durf
„En als hij het alles verteerd had, werd er een grote hongersnood in dat land, en hij begon gebrek te lijden.” (Lukas 15:14)
U zult mij vragen: Waarom zoekt de ziel hulp bij zichzelf en wil hij niet gaan tot Christus? De reden hiervoor is dat de zondaar (die nog buiten Christus is) vanwege de schuld van de zonde zo hoogmoedig niet durft te zijn dat hij zou menen enige gunst van God te zullen ontvangen.De zondaar is nu bedwelmd, daar het lichaam des doods en de schuld van zijn gruwelen aan hem knagen. Hij is vanwege zijn zonden uitgehongerd en zijn zonden staan hem nog steeds voor ogen. Hij heeft tot op heden geen zekerheid van vergeving verkregen. God is tegen hem vergramd. Daarom schrikt zijn hart over Gods eeuwige toorn tegen hem. Hij zegt nu: Omdat ik de gerechtigheid veracht en de barmhartigheid misbruikt heb, hoe durf ik voor Gods gericht verschijnen? Ik vrees dat Gods gerechtigheid mij zal verteren en wraak over mij zal oefenen.
Daarom durft de ziel het nog niet wagen voor God te komen. Daarom zegt hij: Kan ik niet een weg van mijzelf inslaan en horen? Gewis, het Woord zal mij verdoemen. Moet ik heengaan en mijn zonden belijden? Hij is gelijk een booswicht die een uitvlucht zoekt om niet voor de rechter te verschijnen.
Thomas Hooker,predikant te Newton (New England)
(”De ware zielsvernedering”, 1678)