Toerismebepaling „gapend gat in beschermingswal”
Mogen in heel Amsterdam alle winkels iedere zondag open op basis van toerisme in het centrum? De rechter bepaalde vorige week van wel. Oud-politici die begin jaren negentig de betreffende wetgeving ontwierpen, denken hier een tikkeltje anders over. „Dit hebben we zo nooit bedoeld. En dat lijkt me logisch.”
Een twintigtal Amsterdamse winkeliers verloor eind vorige week bij de rechtbank in de hoofdstad. Ze hadden de rechter gevraagd een besluit te torpederen waarmee de gemeente Amsterdam de complete stad als toeristisch gebied had aangewezen.Dat besluit, waardoor de winkels in alle veertien Amsterdamse stadsdelen iedere zondag open kunnen in plaats van op de twaalf koopzondagen die de wet normaal gesproken toestaat, was volgens de klagende winkeliers vatbaar voor vernietiging omdat er in grote delen van de stad helemaal geen sprake zou zijn van noemenswaardig toerisme.
Maar dat hoeft ook helemaal niet, stelde de rechter. Een gemeente kán zich volgens hem bij het verlenen van een ontheffing voor zondagsopening beperken tot de zuiver toeristische gebieden, maar moet dit niet. De wetgever zou, aldus de rechter, ook nooit anders hebben beoogd.
De betrokkenen van destijds laken die constatering, zo blijkt uit een rondgang die deze krant maakte.
Oud-CDA-bewindsman Andriessen, die begin jaren negentig in het kabinet-Lubbers III als minister van Economische Zaken de zogenoemde toerismebepaling (zie kader) invoerde, kan zich de discussie van ruim vijftien jaar geleden nog prima voor de geest halen. „We beoogden destijds toch écht de extra zondagsopening te beperken tot die plaatsen waar de toeristen ook daadwerkelijk komen. En dat is in Amsterdam duidelijk niet de complete stad.”
Volgens de inmiddels 81-jarige oud-minister ligt die visie ook „voor de hand. Het was destijds nieuwe materie. Het lijkt me vrij logisch dat we met een uitzonderingsbepaling geen zondagsopening in zeer grote gebieden voor ogen hadden.”
Ook Wim van Gelder, die in 1991 als Kamerlid namens regeringspartij PvdA bij de totstandkoming van de toerismebepaling betrokken was, onderschrijft de opmerkingen van Andriessen. „Natúúrlijk hadden we alleen de gebieden op het oog waar de toeristen komen. Anders hadden we de zondagsopenstelling wel op een andere wijze geregeld.”
Hetzelfde beaamt Ries Smits, die in de jaren negentig het CDA-woordvoerderschap over de Winkeltijden overnam van het inmiddels overleden Kamerlid Schartman. „Uitgangspunt is altijd geweest de extra zondagsopening alleen toe te staan in het specifieke toeristische gebied en niet op grotere schaal. Dat móét gewoonweg blijken uit de handelingen van de Tweede Kamer.”
Volgens Van Gelder was de toerismebepaling destijds een uitgebalanceerd compromis tussen coalitiepartners CDA en PvdA.
„Gemeenten vroegen nadrukkelijk om extra koopzondagen en als PvdA stonden we daar wel voor open. Het CDA wilde er echter niet aan. We vonden elkaar in dit compromis voor toeristische gebieden.”
Dat die wettekst niet „helderder” is geformuleerd, is volgens Van Gelder vooral te wijten aan het feit dat „destijds nooit was voorzien dat gemeenten op deze grote schaal winkelopening zouden willen toestaan.”
Dat in heel Amsterdam de winkels nu iedere zondag open kunnen, heeft volgens het oud-PvdA-Kamerlid daarom met toerisme weinig meer te maken. „Het wordt er als argument echt met de haren bijgesleept om toch die winkels maar open te krijgen.”
De toerismebepaling biedt toeristische gemeenten de mogelijkheid om meer koopzondagen toe te staan dan de wet normaal gesproken (thans twaalf) toestaat.
Ze kwam in 1992 in de Winkelsluitingswet, mede op advies van de Sociaal Economische Raad (SER) en tezamen met ontheffingsmogelijkheden voor grensgebieden en avondwinkels. Tot die tijd konden gemeenten pas na goedkeuring van de minister ontheffing verkrijgen voor zondagsopening.
Met name de kleine christelijke fracties waren destijds kritisch over de nieuwe bepaling. „Ik vrees dat deze vrijstellingsmogelijkheid in de praktijk kan ontaarden in een gapend gat in de beschermingswal die nu rond de zondag is gelegd”, sprak RPF’er Leerling.
Toen D66-minister Wijers in 1996 de Winkelsluitingswet omvormde tot de huidige Winkeltijdenwet kwam de toerismebepaling via een amendement van de PvdA-fractie opnieuw in de wet terecht.
Ze stelt letterlijk dat gemeenten ontheffing kunnen verlenen op het verbod op zondagsopening „ten behoeve van op de betrokken gemeente of een deel daarvan gericht toerisme, mits de aantrekkingskracht voor dat toerisme geheel of nagenoeg geheel is gelegen buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling of ontheffing mogelijk worden gemaakt.”
Dit impliceert dat de extra winkelopenstelling slechts is toegestaan indien zij ondersteunend is aan het reeds aanwezige toerisme.
Het wetsvoorstel –dat nu ter behandeling voorligt in de Eerste Kamer– waarmee CDA-minister Van der Hoeven (Economische Zaken) de toerismebepaling wil aanscherpen, laat in het midden of de extra zondagsopening in toeristische gemeenten alleen in het specifieke toeristische gebied mag plaatshebben, of verspreid over de gehele gemeente.
Van der Hoeven liet eerder al wel weten dat Amsterdam in haar opvatting binnen de grenzen van de wet blijft door in de gehele stad zondagsopening toe te staan op basis van toerisme in het centrum. Advocaat Rudolf van Binsbergen stelt vandaag op de opiniepagina in deze krant dat op die redenering „veel af te dingen valt.”