Struikelen over de Holocaust
In verschillende gemeenten duiken zogenaamde struikelstenen in het trottoir op. Donderdag en vrijdag worden er bijvoorbeeld in Hilversum 38 stenen geplaatst om de herinnering aan de slachtoffers van nazi-Duitsland levend te houden.
De struikelstenen die inmiddels zijn geplaatst, zijn bijna allemaal voor Joodse slachtoffers. Borne was drie jaar geleden de eerste gemeente met de stenen. Na de Twentse gemeente volgden onder andere Sneek, Glanerbrug, Weesp, Amsterdam en Hilversum. Dit jaar verschijnen in onder meer Holten, Haaksbergen en Werkendam struikelstenen in het trottoir. De stenen die deze week in Hilversum worden geplaatst, betreffen een tweede ‘lichting’.In Hilversum zullen de komende jaren ongeveer duizend struikelstenen in het trottoir worden verwerkt. De gemeente Hilversum heeft een financiële bijdrage aan het herdenkingsproject geleverd. Omdat dit bedrag onvoldoende is om het geheel te financieren, kunnen particulieren een of meer stenen adopteren. Eén steen moet 95 euro kosten.
Het struikelstenenproject in geen Nederlands initiatief, maar een project van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. In Duitsland zelf zijn al duizenden stenen in het trottoir verwerkt.
Iedere steen meet 10 bij 10 centimeter. Aan de bovenkant is hij voorzien van een messing plaatje, met daarop de gegevens van een persoon die in de Tweede Wereldoorlog is gedeporteerd en vermoord.
De stenen worden geplaatst in het trottoir voor de woning van waaruit de personen zijn weggevoerd. Op plekken waar geen huizen meer staan, maar vroeger Joden hebben gewoond, komt eveneens een struikelsteen. Zo is toch te zien wie er heeft gewoond. Een wandeling door een gewone straat verandert door de stenen in een reis door de geschiedenis.
Het project van Demnig, die overigens geen Joodse achtergrond heeft, is wel omschreven als het grootste kunstwerk van Europa, want behalve in Duitsland en Nederland worden er ook struikelstenen in België, Oostenrijk en Hongarije gelegd. De stenen worden niet alleen voor Joodse slachtoffers gebruikt maar ook voor andere groepen die door nazi-Duitsland werden vervolgd, zoals zigeuners en Jehova’s getuigen.
Het project ondervindt in sommige Duitse steden tegenwerking van neonazi’s. Sommige struikelstenen verdwenen uit het trottoir, andere werden met een hakenkruis besmeurd.
Verzet krijgt Demnig soms ook van mensen die er moeite mee hebben dat er over de stenen wordt gelopen. Charlotte Knoblauch, voorzitter van de Centrale Raad voor de Joden in Duitsland, noemde het een schande dat de namen van slachtoffers van de Jodenvervolging „met voeten worden betreden.” Demnig brengt daar tegen in dat de struikelstenen niet bedoeld zijn als grafstenen.
De Zuid-Duitse stad München gaf Demnig geen toestemming struikelstenen te plaatsen. Demnig had een verzoek daartoe ontvangen van nabestaanden van Joodse slachtoffers. Het bestuur van de stad waar Hitler in 1923 zijn putsch pleegde, zei al voldoende oorlogsmonumenten te hebben.
Door de naam van ieder slachtoffer in een steen te beitelen, laat Demnig de voorbijganger zien dat „hier iemand op dit adres leefde. De mensen die hier leefden, hebben meestal geen graf, maar op deze manier hebben ze een naam en daardoor blijven ze in de herinnering bestaan.”
Demnig vindt het een groot voordeel dat de struikelstenen op gewone plekken zijn aangebracht. Volgens de kunstenaar gaan mensen bijna nooit speciaal naar een monument, „maar deze struikelstenen bevinden zich op alledaagse plekken waar mensen gewoon langskomen.”
De Duitse kunstenaar gaat door met stenen plaatsen. In een interview met de Amerikaanse krant The New York Times zei hij enkele jaren geleden: „Ik ga door zolang ik de gezondheid heb. Door de doden hun naam terug te geven, houd je hen als het ware levend. Een mens is pas vergeten wanneer zijn naam is vergeten.”