Kerk & religie

Vermaning

„De Heere sprak wel tot Manasse en tot Zijn volk, maar zij merkten daar niet op.”2 Kronieken 33:10

2 April 2010 21:33Gewijzigd op 14 November 2020 10:15

Manasse vergoot onschuldig bloed. Terecht mocht God klagen in Psalm 81:11: „Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord, en Israël heeft Mijner niet gewild.” „Jeruzalem, Jeruzalem, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens onder de vleugelen vergadert, en gijlieden hebt niet gewild” (Mattheüs 23:37).Zo deed Manasse. Zo deed zijn volk. Een volk van zware ongerechtigheid, zeer diep verdorven van het hoofd tot de voetzool. „Hoort des Heeren woord, gij oversten van Sodom, neemt ter ore de wet onzes Gods, gij volk van Gomorra” (Jesaja 1:10). Heere, zien Uw ogen niet naar waarheid? Gij heb ze geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld, getuchtigd, maar ze hebben geweigerd de tucht aan te nemen. Hun aangezicht is harder dan een steenrots.

Hoe is het mogelijk, zou men denken, dat een zondaar tegen al deze vermaningen, waarschuwingen en bedreigingen, zich zo kan verharden? Niet zelden ziet men de goddelozen zwemmen in hun voorspoed, terwijl de rechtvaardigen zuchten onder de last van tegenspoed en kruis. God sprak tot Jojakim in zijn grote voorspoed, maar hij zei: Ik wil niet horen. Het kan ook zijn dat ze weinig of geen geloof hechten aan de bedreigingen. Dit deed de eerste boze wereld ook niet in haar onbekeerlijkheid.

W. van Schie,predikant te Delft

(”Manasse in zijn goddeloosheid en bekering”, 1714)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer