De kloof tussen twee uitgangspunten
De kloof tussen de GBS en het NBG als bijbelverspreidingsorganisaties is onoverbrugbaar waar het op uitgangspunten in het bijbelvertalen aankomt. Dat beamen zowel NBG-medewerkers drs. R. Scholma en dr. A. J. van den Berg als GBS-bestuurslid ds. A. Vlietstra. Met de komst van de Nieuwe Bijbelvertaling is de kloof alleen maar fundamenteler geworden, zegt ds. Vlietstra. Vanuit het NBG gezien wil men het vertaalwerk onafhankelijk van de theologie laten plaatsvinden.
De Nieuwe Vertaling (NV, 1951) was hard nodig, zegt dr. Van den Berg, bibliothecaris van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG). „De Statenvertaling voldeed niet meer vanwege het verouderde taalgebruik, de nieuwe wetenschappelijke inzichten en de vermeerderde kennis van de context van de Bijbel. Dat er in de kerken grote behoefte was aan een nieuwe vertaling, bleek wel uit de snelle acceptatie.”
De NV was een compromisvertaling, zegt Van den Berg, die wijst op het begrip jonkvrouw uit Jesaja 7:14 als compromis tussen ”maagd” (uit de Statenvertaling) en ”jonge vrouw” (voorstel). Maar, zegt ds. Vlietstra, „met dat begrip jonkvrouw is het wonder Gods dat de Zoon uit een maagd voortgebracht is, wegvertaald. Ik zeg niet dat dit de bedoeling was, maar die gedachte wordt wel in de hand gewerkt.”
De Katwijkse predikant noemt als ander belangrijk geschilpunt de verandering van het woord ”verdoemenis” door ”veroordeling” in Romeinen 8:1. Het grote bezwaar van de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) tegen de NV was het ontbreken van de gereformeerde vooronderstellingen zoals die aanwezig waren bij de Statenvertalers. „Het ging hen om eruditie, maar ook om godzaligheid. Ik zie helaas dat de vertalers van 1951 uitgingen van onjuiste theologische vooronderstellingen en bogen voor de moderne schriftkritiek. Ik noem nog het voorbeeld over de erfzonde. Als de Statenvertaling zegt dat we in Adam gezondigd hebben, waarom staat er dan in de Nieuwe Vertaling alleen dát Adam gezondigd heeft.”
Van den Berg: „De vertalers maakten juist hiervan gebruik omdat zij nog beter en preciezer wilden vertalen.”
Scholma: „Ik wil de Schrift óók lezen met mijn gereformeerde bril. Maar laten we niet de invloed van de gereformeerde belijdenis op de vertaling onderschatten. Het adagium van het NBG is altijd geweest dat vertalen aan de theologie voorafgaat.”
Ds. Vlietstra: „Voor een vertaler is het noodzakelijk dat hij onvoorwaardelijk buigt voor Gods Woord. Dat zou ik voorop willen stellen. Wij hebben niet de vrijheid te sleutelen aan de Schrift en zeker niet vanuit een schriftkritische visie. Niet wij bepalen wat er staat, God Zelf heeft dat bepaald.”
Scholma: „Ik kan me die angst voorstellen. Toch hebben we in 1951 geprobeerd zo veel mogelijk waarborgen in te bouwen om niet aan de teksten te sleutelen. Sleutelen wekt de suggestie dat er niet gewerkt wordt vanuit de grondtekst. Maar dat wordt juist wel gedaan. De grondtekst (Hebreeuws, Grieks, Aramees) is steeds de basis voor een bijbelvertaling.”
Ds. Vlietstra: „Door deze expliciete keuze in de vertaling ontneem je de tekst de waarborg dat het deze richting uitgaat.”
Scholma: „Het is niet de bedoeling van de NV geweest om de ene theologie door een andere te vervangen. Het gaat om wat in de (grond)tekst staat en welke betekenis je eraan geeft.”
Van den Berg: „We beschikken nu over veel meer en betere manuscripten en tekstuitgaven in grondteksten. De statenvertalers gebruikten al een veelheid van teksten en de veelheid van bronnen is alleen maar toegenomen. Dat heeft ook zijn gevolgen voor de vertaling.”
Ds. Vlietstra: „De statenvertalers wisten uiteraard ook van het bestaan van vele en zogenaamd betere manuscripten. Op goede gronden hebben zij juist daarvan geen gebruik willen maken.”
Letterlijk
De Statenvertaling wil zo letterlijk mogelijk bij de grondtekst blijven. Ds. Vlietstra heeft als bezwaar tegen de NV dat de aandacht wel erg gericht was op het aansluiten bij de lezer. Het gevaar is volgens hem dat de lezer inbreng heeft in de vertaling. „De van God gegeven geïnspireerde tekst is daarbij in het geding.”
Scholma: „Het ging in de Nieuwe Vertaling helemaal niet om een vrije vertaling, maar juist om een verantwoorde omgang met de brontekst.”
Ds. Vlietstra: „Natuurlijk hebben wij ook oog voor de ontwikkeling van de levende Nederlandse taal, maar laten we daarom de woorden niet aanpassen. De kamerling in Handelingen 8 leest de Bijbel en begrijpt er niets van. Hij heeft dan echter niet een nieuwe Bijbel nodig, maar een nieuw hart om de Bijbel te verstaan. Als we het woord verdoemenis niet meer begrijpen, moet je niet zeggen dat het woord dan onbegrijpelijk is en daarom vervangen moet worden.”
Scholma: „Maar elke tijd geeft aan een begrip ook zijn inhoud. Het zit niet vast op een woord. Het woord veroordeling kan dezelfde betekenis hebben als het woord verdoemenis.”
Al weer verouderd
Toen de Nieuwe Vertaling in 1951 een feit was, was ze op datzelfde moment al weer verouderd. Dat had met het feit te maken dat de eerste proeven al vanaf het begin van de twintigste eeuw dateerden. In de jaren tachtig werd begonnen met de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), die in 2004 klaar moet zijn. De bezwaren van de GBS tegen de NV gelden volgens ds. Vlietstra in verhevigde mate ook de NBV. „We zien dat de ontwikkeling niet meer te stuiten is. Ik noem de NBV eerder een parafrase dan een vertaling. Wat ik die commissie vooral kwalijk neem, zijn haar feministische en remonstrantse tendensen.”
Scholma: „Het is unfair om direct het theologisch predikaat van remonstrantisme of feminisme op dit project vast te plakken. Er is ook helemaal geen sprake van parafrase, aangezien er gewerkt wordt vanuit de grondteksten! De NBV is een vertaling in hedendaags Nederlands waarbij gestreefd wordt naar transparantie van de brontekst. Wat biedt de brontekst? En hoe is dat uit te drukken in de vertaling? Je kunt bij het woord ”verrijzenis” de woorden van ”stond op” of ”opgewekt worden” gebruiken om toch hetzelfde aan te duiden. Maar je moet de teksten vertalen met niet bij voorbaat al een gereformeerde bril op.”
Ds. Vlietstra: „Als je stelt dat je zonder theologische vooronderstellingen wil vertalen, maakt het toch veel uit of je uitgaat van de eerbied voor Gods Woord. Is het uitgangspunt anders, dan komt er ook een andere vertaling.”
Van den Berg: „Zolang de wereld bestaat, zullen er steeds nieuwe vertalingen verschijnen, wereldwijd. Dat is niet te vermijden.”
Ds. Vlietstra: „Als een vertaling als de Statenvertaling na vier eeuwen nog door God gebruikt wordt tot vermeerdering van Zijn kerk en om mensen tot bekering te brengen, dan wordt de mens aangepast aan Gods Woord en niet andersom. Daarom moeten we dubbel voorzichtig zijn met nieuwe vertalingen. De verwarring neemt alleen maar toe.”