Kerk & religie

Fundamenten voor verbeelding

Hij noemde zich de „architect van voor altijd verloren gegane monumenten.” In de jaren dertig van de vorige eeuw speurde de Amerikaanse architect Kenneth J. Conant de bodem van Cluny af naar resten van de ooit zo invloedrijke Bourgondische abdijkerk, de ”maior ecclesia”. Waardering voor zijn werk is er nog altijd.

tekst Mark Heijster
30 March 2010 08:55Gewijzigd op 14 November 2020 10:13
Archeoloog Christian Sapin leidt de opgravingen bij de abdijkerk van Cluny. „We staan hier in de villa waar de monniken zich omstreeks het jaar 910 vestigden.” beeld Seb Geo
Archeoloog Christian Sapin leidt de opgravingen bij de abdijkerk van Cluny. „We staan hier in de villa waar de monniken zich omstreeks het jaar 910 vestigden.” beeld Seb Geo

Voor een architect als Conant lijkt het een logische behoefte om een gebouw af te tekenen. Alsof hij met zijn aquarellen de kerk aan de inwoners van Cluny wilde teruggeven. Van de voormalige kloosterkerk is 90 procent verdwenen.„Sommige aquarellen zijn bijna te mooi om waar te zijn”, zegt conservator Marie Sainsous van het Museum voor Kunst en Archeologie in Cluny. „Het ging Conant niet altijd om een wetenschappelijke weergave. Hij had het beeld nodig, liet zich gaan, hij droomde van Cluny.”

Recente opgravingen weerleggen een deel van zijn hypotheses. De behoefte om weliswaar met eigentijdse middelen de kerk te tonen, bestaat echter nog altijd. Sinds enkele jaren zijn studenten bezig een bestaande 3D-presentatie te perfectioneren. Kijkend naar een scherm moet je straks ter plekke als het ware door het gebouw heen kunnen lopen.

Cluny restaureert. De stad viert dit jaar het feit dat abt Bernon op deze plek 1100 jaar geleden een abdij stichtte die in de middeleeuwen grote invloed had op het christendom in Europa. Steigers zijn niet zichtbaar, maar de wolken stof die vanuit het paleis van paus Gelasius over de groepjes toeristen waaien, duiden erop dat de restauratiewerkzaamheden hier in volle gang zijn.

De gids verheft haar stem om boven het geluid van de steenzaag uit te komen. „U moet uw verbeelding laten spreken. Hier kijkt u door het schip naar de voorkant van de grote kerk. Deze muur is overgebleven omdat er hier in de negentiende eeuw huizen tegenaan zijn gebouwd.”

Cluny telt nog een nazaat van de laatste kloosteroverste van de abdij van Cluny. De 88-jarige Marie-Angély Rebillard was een klein meisje toen architect Conant bij de familie over de vloer kwam. Rebillard: „Hij was een zeer innemende persoonlijkheid, sprak goed Frans en hij was zeer geïnteresseerd in de achttiende-eeuwse aantekeningen van de laatste prior, die de familie zorgvuldig had bewaard. Daarin beschreef hij gedetailleerd hoe groot de abdijkerk was.”

De laatste geestelijken ontvluchten Cluny in de herfst van het jaar 1791. Het christendom ligt onder vuur van revolutionaire machthebbers. Een jaar later wordt het zelfs ‘afgeschaft’. Zes monniken vinden de dood onder de guillotine. De kerkdeuren gaan op slot.

De inwoners van de stad proberen het gebouw van de ondergang te redden. Maar in 1805 stort Napoleon de Fransen in een oorlog tegen de alliantie van Engelse, Pruisische en Russische legers. De abdijkerk wordt ontdaan van alle metalen die een oorlogseconomie kan gebruiken. Lood voor kogels, bronzen klokken voor kanonnen.

Rebillard: „Een reiziger die in het begin van de vorige eeuw een inwoner van Cluny naar de abdijkerk vroeg, kreeg vermoedelijk niet meteen een antwoord. „O, u bedoelt de school, u wilt naar de school?””

De school, dat is de befaamde Ecole Nationale Supérieure d’Arts et Métiers, de ingenieursopleiding die sinds 1866 voor een deel gehuisvest is in de achttiende-eeuwse kloostergang. Jean-Dénis Selvèque van het Centrum voor Clunystudies pakt er een stoffig fotoalbum bij. „In een eeuw tijd was de context veranderd. De gemeente had huizen laten bouwen op de plek van de abdijkerk. Dwars door het schip was een straat aangelegd. In het paleis van paus Gelasius kwamen winkels en hier op de hoek een restaurant. De kloostergangen maakten deel uit van de stad. Overdekte straten met winkels. Toen Conant hier kwam, waren er nog geen vijftien mensen die wisten dat er hier een abdij had gestaan.”

Kenneth J. Conant is 34 jaar als hij eind jaren twintig in Cluny arriveert. Hij kent de achttiende-eeuwse plattegronden en legt de ”Voyage pittoresque de la France” (1787), met daarin gravures van Jean-Baptiste Lallemand, op zijn nachtkastje in het Hôtel de Bourgogne. Hij richt zich op het naar boven halen van het grondplan van de grote kerk.

In de zomer van 1928 gaat hij aan de slag met een ploeg van vier arbeiders. Die doen in het begin niet altijd wat hij van hen vraagt. Zand scheppen is toch iets anders dan zand zeven. Maar wat een halve fles wijn boven op het loon niet kan doen. Conant weet met zijn charme de mannen voor zich te winnen. Het gezelschap gaat samen op de foto. Hij, de Amerikaanse professor, in pak met gleufhoed, zij met bretels, alpino en klompen.

De oude plattegronden helpen Conant bij het vinden van de juiste plek van de funderingen. Maar voor de lokale bevolking is hij een tovenaar die precies weet waar hij moet graven. De eerste twee opgravingen leveren interessante vondsten op die door Conant nauwkeurig worden beschreven.

Ook de pers interesseert zich voor de Amerikaan. Een foto uit 1929 toont een menigte mensen die bij een ijzeren hek in een van Conants opgravingsputten kijkt. De inwoners kunnen er letterlijk niet meer omheen. In de jaren voor en na de oorlog is er altijd wel een plek waar de straat openligt. De belangstelling voor het ‘vergeten’ monument groeit.


De abdij zit in je hoofd

In de achtiende-eeuwse kloostergang, in het verlengde van het zuidelijke dwarsschip van de abdijkerk in Cluny, staat Christian Sapin in een sleuf van ongeveer een meter diep. Sinds 2006 leidt de archeoloog hier samen met zijn collega Anne Baud van de universiteit van Lyon II de opgravingen.

Sapin wijst met zijn pen naar een grondlaag en verdikt een zwart dun lijntje in zijn aantekeningen. „Het gaat erom de verschillende relaties tussen de fundamenten bloot te leggen. Hier zien we een muur die van noord naar zuid loopt en die wordt gekruist door deze muur. Die moet dus ouder zijn. Conant werkte niet op deze plek. Hij ging er op voorhand van uit dat dit Romeins metselwerk was. Wij hebben houtskooldeeltjes uit de mortel laten dateren en we denken nu dat het Karolingisch is. We staan hier in de villa waar de monniken zich omstreeks het jaar 910 vestigden.”

De snelle bloei die het klooster in de eeuwen daarna doormaakt, is vooral te danken aan de onafhankelijke status van de cluniacenzer orde. De koning van Frankrijk heeft er niets over te zeggen. En zo groeit de rijkdom en neemt de politieke macht van Cluny toe. Letterlijk, want twee eeuwen nadat Bernon als eerste abt een kerkje in Cluny bouwde, is de inmiddels 10.000 monniken tellende orde toe aan een derde kerk. Het wordt een majestueus gebouw met een lengte van 187 meter en een middenschip dat zich 31 meter boven de grond verheft, de ”maior ecclesia”, de grote kerk.

„Conant maakte veel foto’s en zijn schetsen van de opgravingsputten zijn heel nauwkeurig. We maken er veel gebruik van. Alleen zijn veel veronderstellingen achterhaald”, zegt Christian Sapin. „Het geheel zit complex in elkaar. Het verhaal van die drie kerken moeten we nuanceren. Vermoedelijk was er een eerste kerk die meerdere keren is verbouwd alvorens er echt een tweede kwam. Conant verwijst vaak naar literatuur over andere romaanse kerken. Dan gaat hij ervan uit dat er ergens pilaren hebben gestaan, terwijl we er geen enkel bewijs voor kunnen vinden.”

Sapin en Baud werken samen met studenten van de ingenieursopleiding om met de nieuwe gegevens een juist beeld van de abdij te geven. Sapin: „Met dit project gaat het erom een juist beeld te scheppen. Net als Conant wilde.”

Volgens Jean-Dénis Selvèque van het Centrum voor Clunystudies is de waarde van zo’n beeld betrekkelijk. De abdij zit in je hoofd. Selvèque: „Toen Conant hier kwam, had hij maar weinig mensen mee wie hij kon praten. Na de opgravingen in 1950 was de mentaliteit van de mensen compleet veranderd. Ze hadden overal gaten in de stad gezien. Er waren allerlei fragmenten naar boven gehaald. Het beeld dat de mensen hadden van hun stad, was bijgesteld; hij heeft de perceptie van Cluny veranderd. Die duizenden toeristen die hier jaarlijks komen, hebben we aan Conant te danken.”


Cluniacenzer orde

Willem de Vrome, hertog van Aquitanië, staat in het jaar 910 een deel van zijn jachtgronden af aan de Rooms-Katholieke Kerk. Hij wil dat er een klooster wordt gebouwd waar monniken zullen leven volgens de regel van Benedictus. Dat betekent dat de dag wordt verdeeld in drie gelijke delen: voor het gebed, voor het werk in het scriptorium of op het land en om te rusten.

Bernon is de eerste abt. Onder zijn leiding krijgt het klooster slaapzalen, eetzalen, een scriptorium en een kerkgebouw. Over de eerste kerk die hij daar laat bouwen is niets bekend. Bernons opvolger houdt zich intensief met de verbreiding van de regel van Benedictus bezig. Hij gaat langs de kloosters en slaagt erin steeds meer kloosters aan het moederklooster in Cluny te binden. Zo ontstaat de cluniacenzer orde.

De orde komt in de 11e eeuw tot grote bloei. Er zijn in Europa 1200 kloosters die aan Cluny gebonden zijn.

Het verval van de abdij begint in de twaalfde eeuw. De kosten van de grote kerk zijn hoog, de opbrengsten uit de landbouw nemen af en er gaat veel geld naar de zorg voor de armen. Conflicten binnen de orde, de toenemende macht van de paus en godsdienstoorlogen verzwakken de abdij nog verder. In de vijftiende eeuw zijn er nog maar zestig monniken in Cluny.

De ontkerstening van Frankrijk na de Franse Revolutie is fataal geweest voor de abdij. In 1789 wordt het complex aan de staat verkocht. Archieven worden verbrand, delen van de abdijkerk worden opgeblazen en tot 1813 worden de stenen van de kerk gebruikt om huizen te bouwen.

Cluny, een klein provinciestadje in het zuiden van Bourgondië, trekt elk jaar ongeveer 100.000 toeristen. De abdij is een belangrijke trekpleister, ondanks het feit dat er van de voormalige grote kloosterkerk maar 10 procent overeind staat. Van de laatste abdijkerk, ook wel bekend als Cluny III, is enkel de zuidelijke arm van het grote transept bewaard gebleven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer