Muziek

Voorzanger Bloemendal: Van de galerij klonk applaus

Al zestig jaar is Hans Bloemendal voorzanger van de hoofdsynagoge aan het Jacob Obrechtplein in Amsterdam. „Hoe heeft de gemeente het met mij volgehouden?”

tekst René Zeeman
29 March 2010 15:11Gewijzigd op 14 November 2020 10:13
Hans Bloemendal. beeld RD, Anton Dommerholt
Hans Bloemendal. beeld RD, Anton Dommerholt

„Op Grote Verzoendag of Jom Kipoer is de fysieke inspanning die ik als voorzanger moet leveren het grootst. Het hoofdgebed bijvoorbeeld duurt op die dag ruim drie uur. Al die tijd moet ik staan zonder ook maar iets in mijn maag, want die dag vasten we. Dat is geen peulenschil. Op Jom Kipoer vasten betekent voor joden onthouding van eten en drinken gedurende 25 uur.”Al zestig jaar is prof. dr. Hans Bloemendal (87) voorzanger. Hij praat erover alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Op de vraag hoe hij het zo lang heeft volgehouden, antwoordt hij: „U kunt ook vragen: Hoe heeft de gemeente het met mij volgehouden?”

Bloemendal is in het dagelijks leven hoogleraar biochemie aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. „Als voorzanger kun je niet rondkomen van het salaris dat de gemeente je kan of wil betalen. Mijn hoofdbaan is dan ook op de universiteit.”

Toen Bloemendal 65 jaar werd, kreeg hij de titel oppervoorzanger. „Dat zegt eigenlijk niet veel. Het is dezelfde vent en hij krijgt ook geen cent meer. Hij krijgt alleen een eretitel.”

Bloemendal werd ”chazzan”, ofwel voorzanger, een paar jaar na de Tweede Wereldoorlog. „Kort voor Rosj Hasjana, joods Nieuwjaar, viel de toenmalige voorzanger uit. Ik zong wel eens in de synagoge van De Joodse Invalide, het oudeliedenhuis in Amsterdam. Een van de bewoners heeft toen tegen het bestuur gezegd: „We hebben hier een jongen en we denken dat hij het wel kan. Die moeten jullie nemen.”

Dat was geen kleinigheid. „Als voorzanger moet je, behalve uiteraard de Hebreeuwse teksten, de traditionele melodieën kennen. Iedere feestdag en ook een paar bijzondere sabbatsdagen hebben hun eigen melodieën. De mensen zijn daar zeer aan gehecht.”

Als voorzanger hebt u de vrijheid om uw eigen melodie te kiezen?

„De chazzan heeft een beperkte vrijheid. De teksten van de gebeden en psalmen liggen vast, maar in de wijze van voordragen heb je een zekere vrijheid. Je begint met een gebed, gaat uit van de vaste melodie en gaat in die stijl variëren. Iets komt in je hoofd op en je zingt het.

Toen ik begon, moest ik mij de specifieke melodieën die bij het joodse Nieuwjaar horen in korte tijd eigen maken. Ik was toen bevriend met de zoon van een in Bergen-Belsen omgekomen voorzanger. Zijn vrouw kende al die melodieën. Ik ben gedurende veertien dagen praktisch iedere dag bij haar langs geweest en wat ik nog niet kende, schreef ik op.”

Die eerste keer permitteerde Bloemendal zich een kleine vrijheid. „Een van die gebeden had 28 verzen. Die worden om en om door de voorzanger en de gemeente opgezegd. Bij het zevende ben ik gaan reciteren. Ik verliet de voor de gemeente bekende melodie met de gedachte die aan het einde weer op te pakken, zodat iedereen weer kon meezingen. De kerkvoogd –die noemen Hollandse joden zo– begon bij het achtste vers keihard de voor hem bekende melodie te zingen, maar ik ging onverdroten verder. Vanuit zijn bank riep hij door de synagoge: „Schoft.” Later zijn we overigens goede vrienden geworden. De gemeente is erg gehecht aan de vaste muziek, want dan kan iedereen meezingen. In de wetten voor de voorzanger staat dat hij „welgevallig moet zijn aan de gemeente.” Als de gemeente een hekel aan je heeft, kun je je niet handhaven.”

Sommige melodieën heeft Bloemendal, die zelf tot de Hoogduitse joden behoort, van de Portugese joden overgenomen. „Bij huwelijksinzegeningen koos ik bijvoorbeeld de welkomstpsalm, Psalm 118: ”Gezegend is hij die komt uit de naam des Heeren”, voor een melodie die ze bij de Portugese joden gebruiken. Ik heb er wat aan gesleuteld en nu gebruiken andere voorzangers ook die melodie.”

De chazzan behoort volgens de statuten democratisch gekozen te worden door de gemeenteleden die in de betreffende synagoge een vaste zitplaats hebben. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer. „Ik ben de laatste voorzanger in Amsterdam geweest die democratisch is gekozen. En, om een beetje op te scheppen, met een hele ruime meerderheid.”

Een van de voorwaarden om voorzanger te worden, is dat hij weet wat hij zingt. De voorzanger kent de in het Hebreeuws gezongen psalmen en gebeden en weet de betekenis van de woorden. Bloemendal kreeg voordat hij werd benoemd, een gesprek met de toenmalige opperrabbijn van Amsterdam, Tal. „Hij stelde een paar vragen om te checken of ik wel wist wat ik zong. Vóór het onderhoud had ik hem echter al gezegd: „Opperrabbijn Tal, als u mij een vraag gaat stellen over de ingevoegde stukken van gebeden van Poerim, het Lotenfeest, dan kan ik maar beter direct weggaan. Ik zal het maar eerlijk zeggen: „Van die teksten weet ik nog lang niet alles.””

Wat is in die zestig jaar voor u een hoogtepunt geweest?

„Het klinkt opschepperig maar ik had een eigen compositie van het gebed ”Awinoe Malkenoe”. Ieder vers begint met deze woorden, die ”Onze Vader, onze Koning” betekenen. Dit gebed wordt gezongen op Rosj Hasjana en Jom Kipoer en de gemeente zingt dat mee, hard of zacht. Tijdens een van de eerste keren dat ik dienstdeed op Jom Kipoer kwam de melodie spontaan in mij op. Ze is zo populair geworden dat bijna iedere voorzanger in Amsterdam haar nu kiest. In het zakenleven zouden ze zeggen: „Dat is een knaller.” Dat is maar één voorbeeld. Er is zo veel geweest in die zestig jaar.”

Het overkwam Bloemendal eens dat hij tijdens de dienst applaus oogstte. „Bij Psalm 24 had ik de compositie van de Franse voorzanger Naumbourg genomen. Psalm 24 met ”Verhef uw poorten” is een heel vrolijke psalm met een vlotte melodie. Toen ik die 55 jaar geleden zong, klonk er applaus vanaf de galerij waar de vrouwen zaten. Dat is een rare gewaarwording want in een synagoge hoor je niet te applaudisseren.”

U hebt ook de oorlog meegemaakt waarin u uw ouders en uw enige zuster hebt verloren. Dan moet het toch niet eenvoudig zijn vrolijke psalmen te zingen?

„Met de vrolijke melodieën heb ik geen probleem, droevige teksten zijn moeilijker. Na de Tweede Wereldoorlog werd er op Grote Verzoendag een gebed gereciteerd dat toen tot stand is gekomen. Dat is dus geen klassieke psalm. Ik heb het maar één keer gedaan. Een tweede keer kon ik niet meer opbrengen. Daarna heeft de rabbijn het altijd gedaan.”

Elk mens is sterfelijk. Hebt u uw opvolging geregeld?

„Dat is niet mijn taak maar die van de gemeente. Bovendien denk ik dat ik niet zo’n geweldige pedagoog ben. Eerder heb ik overigens wel twee zeer goede leerlingen gehad, maar de één is in de makelaardij terechtgekomen en de andere jongen is naar Engeland gegaan.”

Dus als u wegvalt, is er geen voorzanger meer?

„Daar hoeft niemand zich zorgen om te maken. Ze zeggen bij ons wel eens: „Als je een sjoel met twaalf joden hebt, dan heb je dertien voorzangers.” Met andere woorden: iedereen denkt dat hij voorzanger kan zijn.”

Hoe zou u herinnerd willen worden?

„Ik weet het niet. Wordt iedereen op den duur niet vergeten?”


Beluister het geluidsfragment ”Onze Vader, onze Koning".

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer