Doopjurken Oranjes symbolen van traditie
In de kapel van Paleis Het Loo in Apeldoorn vond zondag een doopplechtigheid plaats. Doopjurken zijn binnen de koninklijke familie symbolen van traditie.
Eliane Sophia Caroline zijn de doopnamen van de jongste dochter van prins Floris en prinses Aimée. Eliane werd op zondag 5 juli in Amsterdam geboren. Gisteren werd zij gedoopt. Weer was de kapel van Paleis Het Loo de feestelijke plaats van samenkomst. En natuurlijk waren veel familieleden, waaronder een gestaag groeiende kinderschaar, getuige van de plechtigheid.Een van de meest in het oog springende verwijzingen naar vorige Oranjegeneraties was ook gisteren de doopjurk; of eigenlijk: de doopjurken. Want de koninklijke familie beschikt over een aantal exemplaren.
Beroemd is de jurk waarin Willem-Alexander en zijn drie dochters zijn gedoopt. De eerste draagster daarvan was de kleine prinses Wilhelmina (1880), later werden Juliana (1909), Beatrix (1938), Marijke (1947) en prins Willem-Alexander (1967) erin gedoopt.
De verschillende doopjurken zijn allemaal in de familie gekomen door koningin Emma (1858-1934) die een gepassioneerd verzamelaarster van kant was.
In de loop der jaren hebben we als Nederlanders een aantal van die doopjurken kunnen zien, vooral bij doopplechtigheden. Andere zijn gebruikt voor wat wij tegenwoordig display zouden noemen. Presentatiejurk of draagjurk is hiervoor de officiële term. Een mooi voorbeeld daarvan is te zien op een foto van de kleine Beatrix met haar ouders in 1938.
Dat er meer dan één doopjurk in de familie is, was al sinds 1970 duidelijk. Toen werden in de Domkerk in Utrecht in één dienst prins Constantijn (de tweede zoon van toen prinses Beatrix) en prins Bernhard jr. (de tweede zoon van prinses Margriet) gedoopt. Constantijn droeg dezelfde jurk als zijn broer Friso twee jaar eerder, een draagjurk van Wilhelmina. Bernhard jr. werd net als zijn broer Maurits in 1968 en later zijn broers Pieter-Christiaan en Floris ten doop gehouden in een andere draagjurk van Wilhelmina.
Het is mooi om te zien hoe deze traditie op basis van oude familieschatten wordt voortgezet. Zo hebben de kinderen van Constantijn en Laurentien alle drie hun vaders doopjurk gedragen. Hetzelfde geldt voor alle kleinkinderen van prinses Margriet en prof. mr. Pieter van Vollenhoven.
Niet alles blijft bij het oude, er is ook sprake van vernieuwing. Friso en Mabel bestelden voor hun dochters een nieuwe doopjurk. De modeontwerpers Victor & Rolf maakten hem en versierden hem naar analogie van Mabels trouwjurk met strikjes. Prinses Catharina-Amalia poseerde samen met haar ouders en koningin Beatrix voor haar eerste officiële foto in december 2003 niet in een presentatiejurk van de Oranjes, maar in een jurk van een grootvader van moederszijde.
Bij alle nieuwe en oude tradities is er echter één constante geweest. Het gaat om een met diamanten bezette platina broche in de vorm van een duif. Het zinnebeeld van de Heilige Geest, die zich na Jezus’ doop in de Jordaan in de gedaante van een duif manifesteerde. Alle Oranjekinderen sinds het begin van de twintigste eeuw hebben hem gedragen bij hun doop. Als verwijzing naar een andere continuïteit.
Els Smit is deskundige op het gebied van juwelen en kleding van de Nederlandse koninklijke familie. Zij publiceerde ”Ontwerpers van Oranje”, over de kleding van de Oranjes.
„Prachtig Haags werk”
Tot voor kort werd altijd aangenomen dat Wilhelmina’s indrukwekkende doopjurk van Brussels kant –die nog steeds in gebruik is– in 1880 een geschenk is geweest van koning Willem III. Koningin Emma heeft hem echter zelf gekocht.
Dat heeft drs. Trudie Rosa de Carvalho, conservator van Paleis Het Loo, ontdekt aan de hand van oude rekeningen. Ook heeft ze dankzij een bericht in het Dagblad van ’s-Gravenhage en Zuid-Holland van 5 en 6 september 1880 achterhaald wie de jurk heeft gemaakt. De schrijver van het artikel had de jurk van nabij mogen bekijken bij de maakster, mevrouw A. M. Schelfhout-Picnot, die in de Hoogstraat een „magazijn in modes en lingeries” had. „Prachtiger werk en rijker aan kunstsmaak kan men zich op gebied van kant- en borduurwerk moeijelijk iets denken”, schreef hij. „Ere wie ere toekomt”, zegt Rosa de Carvalho.
Het aanbieden van de poppen door burgers ging er soms plechtstatig aan toe, getuige het verslag van de overhandiging van een pop in Zeeuwse klederdracht in 1911 dat conservator Rosa de Carvalho ergens opdook: „Een boerenvrouw te Goes is naar Het Loo vertrokken, teneinde Prinses Juliana bij gelegenheid van haar tweeden verjaardag een groote pop in Zeeuwsche kleedij aan te bieden. Zij is Dinsdag tegen half drie bij de Koningin en de Prinses toegelaten. De Koning zei tegen de Prinses: „daar is nu de juffrouw, die die mooie pop gebracht heeft. Zeg nu maar een vriendelijke dank. Prinses Juliana zeide nu herhaalderijk „dank dank” en maakte een sterke buiging voor de schenkster der pop. Daarop vroeg de Koningin aan de vrouw of zij de pop zelf gemaakt had, gaf hare groote bewondering te kennen over het werk en deelde o.a. mede dat de Prinses dadelijk bijzonder ingenomen geweest was met haar nieuwe kindje.”