Buitenland

Noord-Korea zoekt vooral betere relatie met Amerika

Het beeld is dankzij de grimmige toespraken van president Bush inmiddels gemeengoed: Noord-Korea is geen haar beter dan Irak, en dus moet de Noord-Koreaanse jacht naar het bezit van kernwapens worden bestraft. Zodra Saddam is weggevaagd, moet de Noord-Koreaanse dictator Kim Jong Il militair worden aangepakt. Maar als dat al mogelijk zou zijn, is het ook verstandig?

21 March 2003 22:14Gewijzigd op 14 November 2020 00:13

Noord-Korea is geen Irak, schrijven Leon Sigal, Joel Wit en Daryl Kimball in een aantal artikelen over Noord-Korea in het winter- en voorjaarsnummer van het Amerikaanse tijdschrift Arms Control Today. Het land is niet uit op agressie, maar op verbetering van de relatie met de Verenigde Staten -de enige manier om te overleven- en daarvoor is het bereid zijn kernwapen- en raketprogramma op te geven.

Wat de Amerikanen niet willen begrijpen -of misschien beter: niet willen accepteren- is Noord-Korea’s onderhandelingsstrategie, door Sigal en Kimball aangeduid met ”tit for tat-diplomacy”, een gelijk-oversteken-diplomatie, die voortkomt uit een diep wantrouwen jegens de bedoelingen van de VS. Noord-Korea gebruikt zijn nucleaire wapenprogramma als wisselgeld bij de onderhandelingen met Amerika om te komen tot een vredesakkoord.

Op die manier kwam in het najaar van 1994 het Agreed Framework tot stand, een ongeschreven overeenkomst tussen de VS en Pyongyang waarin het dit-voor-dat-principe concreet en zorgvuldig is uitgewerkt. Noord-Korea ging akkoord met bevriezing van zijn nucleaire wapenprogramma en met de uiteindelijke ontmanteling ervan, in ruil voor stookolieleveranties door de VS, de bouw van ’onschuldige’ kerncentrales (beide in het kader van het zogenaamde KEDO-project) en verdere diplomatieke toenadering tussen Washington en Pyongyang.

Tegelijkertijd wachtten de Noord-Koreanen zich ervoor om zich via dit akkoord volledig uit te leveren aan de Amerikanen. Naast zijn ”tit-for-tat-diplomacy” kent Pyongyang namelijk ook een ”hedging-strategy”, een indekkingsstrategie: zou de samenwerking met de VS alsnog stranden, dan moet je wat achter de hand hebben. In het Agreed Framework is dat voorbehoud terug te vinden in de eis dat het nucleaire programma (gebaseerd op plutonium) in Yongbyon gehandhaafd (bevroren) blijft totdat de bouw van de twee ’onschuldige’ KEDO-kerncentrales is voltooid. Eind vorig jaar kwam er nog zo’n Noord-Koreaans voorbehoud als een aap uit de mouw tevoorschijn, toen het bekende verder te zijn gegaan met een tweede geheim nucleair programma (gebaseerd op verrijkt uranium). Ook dat maakte deel uit van Noord-Korea’s ”indekkingsstrategie”, en, aldus Sigal, daar had men zo zijn reden voor.

Met het aantreden van president Bush in 2001 werd het klimaat tussen de twee er bepaald niet beter op. Kimball spreekt zelfs van een „radicale wijziging” van het Amerikaanse Noord-Korea-beleid: geen diplomatieke toenadering meer, maar wel aandringen op een scherpere inspecties door het Weense atoombureau (IAEA). Het was extra reden voor Pyongyang om op basis van zijn ”hedging-strategy” zijn geheim nucleair programma juist te intensiveren.

Bush versterkte het wantrouwen nog meer toen hij Noord-Korea noemde als lid van de ”as van het kwaad” en dus net als Irak mogelijk doelwit van een ”preventieve aanval”.

Als een soort tweede Irak gezien en behandeld te worden, is voor het regime in Pyongyang al sinds de eerste Golfoorlog in 1991 een schrikbeeld. De onthulling van zijn geheim nucleair programma eind vorig jaar had dan ook tot doel Bush te verstaan te geven dat Noord-Korea zich niet als een tweede Irak zou laten overrompelen.

Met de ”preventieve oorlog” verheven tot heuse doctrine heeft president Bush Noord-Korea inmiddels zover gebracht dat het zijn ”indekkingsstrategie” luidkeels belijdt en uitbouwt. Het land beklimt sinds eind vorig jaar de escalatieladder in een adembenemend tempo. De ’gevaarlijke’ kerncentrale in Yongbyong is weer in gebruik genomen, de productie van kernwapens lijkt te worden hervat, rakettests worden weer ondernomen, en het land dreigde deze week zelfs met een totale „kernoorlog.”

Sigal en zijn collega’s zijn ervan overtuigd dat de dreigingen een defensief doel dienen, ter afschrikking van een „agressieve” supermacht, en tegelijkertijd bedoeld als wisselgeld in een ”tit-for-tat”-tactiek om de VS te dwingen tot diplomatiek overleg. Juist nu Amerika in oorlog is met Irak, verwacht Pyongyang daarmee succes te hebben, omdat men ervan uitgaat dat Bush niet nog een front (naast die in Afghanistan en Irak) erbij kan hebben.

De Noord-Koreanen zouden zich daarin wel eens kunnen vergissen. Als Bush en zijn medewerkers binnen het Pentagon zich koest houden, is dat waarschijnlijk eerder vanwege de grote risico’s die aan een gewapende confrontatie kleven voor buurland Zuid-Korea.

Maar een alternatieve aanpak van Noord-Korea is daarmee nog niet voorhanden, althans, niet zolang de VS blijven weigeren opnieuw te onderhandelen met Pyongyang. Het is natuurlijk even slikken, want het riekt naar chantage wat de Noord-Koreanen willen. Toch is diplomatie voor de VS de enige mogelijkheid. Noord-Korea is immers geen Irak. Het is militair veel gevaarlijker. Maar in politiek opzicht is het juist weer gemakkelijker: langs een zorgvuldig uitgestippelde diplomatieke weg vált er te onderhandelen met Pyongyang. En dat kon je van Irak niet zeggen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer