Meer drang en dwang
De EU-regeringsleiders praten deze week over waar het heen moet met de economie in de komende tien jaar. „Veel zal ervan afhangen of ze zo dapper zijn om te zeggen: wij willen beter samenwerken en ons echt vastleggen op gezamenlijke afspraken”, zegt Europarlementariër Corien Wortmann-Kool (CDA).
Krijgt Brussel meer te vertellen over het economisch beleid van de 27 landen? Koerst de Unie aan op een hechtere coördinatie? Liggen er sancties in het verschiet bij ondermaatse prestaties? Die vragen zingen volop rond, onder invloed van de recessie en van de problemen die Griekenland op monetair vlak veroorzaakt. De natie aan de zuidoostflank van het continent heeft er met de overheidsbegroting een janboel van gemaakt en brengt daardoor de euro in gevaar.De governance, welk bestuursmodel de EU hanteert, zal een prominent onderwerp van discussie vormen bij het beraad over wat heet ”Europa 2020”, de plannen die de Europese Commissie begin deze maand presenteerde om in het huidige decennium groei, werkgelegenheid en welvaart te bevorderen. Morgenavond en vrijdag bespreken de regeringsaanvoerders de voorstellen. Zij zijn dan, onder de regie van voorzitter Van Rompuy, in de Belgische hoofdstad bijeen voor hun traditionele lentetop.
Eigenlijk gaat de EU op herhaling. In 2000 ontvouwde zij ook al eens een prachtige strategie, de Lissabonagenda, erop gericht om in de periode tot 2010 op te stomen tot de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld. Helaas, jaar na jaar faalde de uitvoering. De kredietcrisis hielp tegen het einde van de rit de mooie voornemens definitief om zeep.
In de nieuwe aanpak ontbreekt de intentie om mondiaal de nummer één te worden. Te weinig ambitie of gewoon een kwestie van realisme? Wortmann, een van de ondervoorzitters van de fractie van christendemocraten in het Europees Parlement, geeft geen rechtstreeks antwoord. „Ik vind het belangrijk dat de samenwerking wordt versterkt. Niet langer vrijheid, blijheid, maar meer dwang. De EU moet de vinger stevig aan de pols houden, anders is ook dit programma gedoemd te mislukken.”
„Ik denk dat de notitie waarover we sinds kort beschikken, een goede start betekent. Maar de inhoud moet verder handen en voeten en tanden krijgen. Ik zie er een duidelijke lijn in: de lidstaten verbinden zich aan de doelen, die kunnen verschillen wat betreft de invulling voor elk van hen afzonderlijk, zij rapporteren jaarlijks over de voortgang en als ze onvoldoende hun best doen, volgen er dwingende aanbevelingen van de Europese Commissie. Maar de benadering blijft nog vaag en vrij algemeen. Ik ben benieuwd hoe ze wordt uitgewerkt.”
Daarbij rijst echter de vraag of de Unie met de huidige verdeling van bevoegdheden überhaupt wel over het gereedschap beschikt om de lidstaten iets op te leggen. Tot dusver zijn die immers zelf de baas over maatregelen op terreinen als arbeidsmarkthervormingen en investeringen in onderwijs en in research. Mooi natuurlijk als bij hen de bereidheid aanwezig is om zich te schikken naar de wensen zoals geformuleerd op EU-niveau, maar uiteindelijk kan Brussel niets dicteren.
Fractievoorzitter Verhofstadt van de liberalen in het EP, de oud-premier van onze zuiderburen, pleit daarom voor radicale stappen op weg naar verdere eenwording. Hij loopt voor de troepen uit en dringt aan op het realiseren van een economische regering, wat uiteraard een verdere inbreuk op de soevereiniteit van de individuele landen vereist. Zo ver willen de christendemocraten beslist niet gaan. Die wensen geen verdere overheveling van zeggenschap. „Wij trekken een duidelijke streep: geen wijziging van het Verdrag van Lissabon”, zegt Wortmann.
Als ze spreekt over het aandraaien van de duimschroeven, maakt ze eerst een uitstapje naar het groei- en stabiliteitspact. Dat bevat verplichtende bepalingen voor het begrotingsbeleid van de eurolanden. Zo mag het tekort de 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) niet overschrijden, om onrust en spanningen rond de gemeenschappelijke munt te vermijden. Hardnekkige overtreders wacht een boete, althans zo luiden de spelregels. Die zijn er dus wel, maar het schort blijkbaar –kijk naar de gang van zaken in Griekenland– aan een strikte toepassing ervan.
De CDA-politica: „Dat bij het uitbreken van de recessie collectief, gecoördineerd werd besloten om de teugels te laten vieren, in een poging de krimp te beperken, is begrijpelijk. Maar het gaat nu om handhaving van de budgettaire discipline onder normale omstandigheden, juist bij gunstig tij. Landen die dan slechte cijfers scoren, die de voorschriften aan hun laars lappen, moeten flink aangepakt worden.” In april presenteert de Commissie ideeën daartoe.
Wortmann constateert verder dat er vandaag de dag in Duitsland en Frankrijk gelukkig een andere wind waait dan enkele jaren terug. „Toen werd het pact door toedoen van deze twee grootmachten afgezwakt.”
Op budgettair vlak liggen er dus wel mogelijkheden om desnoods met behulp van dwang de discipline aan te scherpen. Maar hoe te handelen op andere gebieden? Krijgen de lidstaten straks minder zeggenschap over het economisch beleid? Of zijn er toch niet echt sluitende garanties dat zij de in EU-verband uitgezette koers netjes naleven en uitvoeren?
Het laatste lijkt het geval. Wortmann bevestigt dat niet. Zij zegt: „Het komt er vooral op neer dat regeringen meer gehouden moeten worden aan wat is afgesproken, in het stabiliteitspact en, om nog eens iets te noemen, ten aanzien van wetgeving over de interne markt. Ik hoor te vaak dat bijvoorbeeld een Nederlandse elektricien op barrières stuit als hij een opdracht in Duitsland probeert te verwerven.” Ze herhaalt: „Hoe wordt concreet invulling gegeven aan de beoogde aanpak? Hoe hard gebeurt dat? Daar staat of valt alles mee. Het overleg daarover in de komende maanden is cruciaal.”
Wortmann acht bij ”Europa 2020” minder vrijblijvendheid aanwezig dan bij de Lissabonstrategie. „Lidstaten moeten rapporteren en worden openlijk in het beklaagdenbankje geplaatst als ze tekortschieten. Daar gaat op zich al een disciplinerende werking van uit, want daar houden ze niet van. Vervolgens legt de Commissie aanbevelingen op.”
De Commissie is ook de instantie binnen de EU die voorstellen indient. Maar de Europese Raad, het gezelschap van regeringsleiders, die ze daarna moet goedkeuren, lijkt het initiatief naar zich toe te trekken. Van Rompuy, die op 1 januari aantrad als de eerste vaste voorzitter van dit orgaan, stimuleert dat. Zo opperde hij al om in de toekomst voortaan elke maand een top te beleggen. „Dat is, denk ik, wat veel van het goede”, zegt Wortmann, in navolging van premier Balkenende. „Laat ze eensgezindheid tonen en de besluiten nemen die nodig zijn. Dat is belangrijker dan het aantal keren dat ze vergaderen.”
Als de Raad inderdaad een zwaar stempel drukt op de beleidsvorming, zal dat in de praktijk waarschijnlijk betekenen dat Duitsland en Frankrijk de dienst uitmaken. Grosso modo hoeft dat voor Nederland niet slecht te zijn, tekent de CDA-afgevaardigde hierbij aan. „Doorgaans zie je, als je het hebt over economische samenwerking, dat als die twee landen het eens zijn, het resultaat dicht ligt bij wat ook wij willen.”
Zij voegt daaraan toe: „Maar we moeten wel heel actief blijven op het Europese toneel. Balkenende is dat tot dusver altijd geweest. Hij investeert daar veel in. Aan tafel zitten en meepraten. Mijn ervaring is dat Nederland geldt als een gewaardeerde gesprekpartner. Dat komt mede door de kwaliteit van de inbreng.”
Europa 2020
Het conceptprogramma ”Europa 2020”, dat de regeringsleiders deze week bespreken, bevat drie hoofdlijnen. Die zijn gericht op slimme groei (accent op kennis, innovatie, onderwijs en de digitale maatschappij), op duurzame groei (zuinig omgaan met energie, groener produceren) en op groei voor iedereen (sociale cohesie).
Aan die uitgangspunten zijn voor de EU als geheel een vijftal concrete streefcijfers voor 2020 gekoppeld:
l Het aantal mensen tussen de 20 en de 64 jaar dat werkt, de arbeidsparticipatie, vergroten van 69 naar 75 procent.
l Het budget voor onderzoek en ontwikkeling uitbreiden van 1,9 tot 3 procent van het nationaal inkomen.
l De CO2-uitstoot met 20 procent verlagen en 20 procent van het energieverbruik betrekken uit onuitputtelijke bronnen.
l De groep voortijdige schoolverlaters terugdringen van 15 tot onder de 10 procent en bevorderen dat minimaal 40 procent van de jongeren, tegen 31 procent nu, een diploma van universiteit of hbo haalt.
l Het deel van de bevolking dat rond de armoedegrens leeft, verkleinen van 80 tot 60 miljoen personen.