Verhagen: Marokko inconsequent bij uitzetting
Marokko is bij de uitzetting van Nederlandse christenen inconsequent geweest. Dat stelt demissionair minister Verhagen (Buitenlandse Zaken).
De zeven Nederlanders werden eerder deze maand Marokko uitgezet, omdat ze zendingswerk zouden hebben verricht in het weeshuis Village of Hope in het dorp Ain Leuh. Volgens Verhagen hadden ze echter toestemming gekregen om de kinderen ook te vertellen over het christelijk geloof. De bewindsman zal de Marokkaanse autoriteiten in toekomstige contacten wijzen op deze „inconsequentie", kondigde Verhagen dinsdag aan in een brief aan de Tweede Kamer.De CDA–bewindsman had op 9 maart de Marokkaanse ambassadeur in Den Haag al op het matje geroepen om te protesteren tegen de „overhaaste" uitzetting, waarbij de Nederlanders geen enkele kans hebben gehad om de uitzetting aan te vechten. Marokko houdt vol dat de uitwijzing legaal was.
In het gesprek met de ambassadeur heeft Verhagen benadrukt dat vrijheid van godsdienst en levensovertuiging een mensenrecht is dat overal en voor iedereen geldt. „Bij deze vrijheid hoort ook nadrukkelijk de vrijheid om geen geloof aan te hangen, of om van geloof te veranderen", aldus de minister. Hij heeft ook gezegd dat hij de rechten van Marokkaanse moslims in Nederland even hard verdedigt als de rechten van Nederlandse christenen in het buitenland.
De uitgezette Nederlanders waren al ruim tien jaar in Marokko en volgens Verhagen hadden de autoriteiten, die op de hoogte waren van de werkwijze van het kindertehuis, nog nooit geklaagd over zendingsactiviteiten. In het overwegend islamitische Marokko zijn bekeringsactiviteiten verboden. Het lokale gouvernement heeft tijdelijk het bestuur van Village of Hope overgenomen. Met de 32 pleegkinderen gaat het naar omstandigheden goed.
Tweede Kamerlid Voordewind van de ChristenUnie heeft Nederlands–Marokkaanse politici en via hen de Marokkaanse gemeenschap in Nederland opgeroepen openlijk op te komen voor de uitgezette Nederlanders. Hij doet vooral een beroep op burgemeester Aboutaleb van Rotterdam, Tweede–Kamerlid Arib van de PvdA en het Amsterdamse gemeenteraadslid Ahmed Marcouch, die voor die fractie het parlement in wil. Volgens Voordewind is er druk nodig om de „schending van het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging" te keren.