Kerk & religie

Een brandende kaars en een gebed in oorlogstijd

In de Domkerk is een klein hoekje omgedoopt tot Vredeskapel. Papieren duiven markeren de grens. In het midden van de halve cirkel flakkert een zwak vlammetje. De Stedelijke Raad van Kerken in Utrecht spoorde iedereen aan om door gebed het dreigende onheil -oorlog met Irak- te weren. De aanval op de Golfstaat is intussen een feit, maar weerhoudt mensen er niet van te bidden voor wereldvrede.

21 March 2003 10:03Gewijzigd op 14 November 2020 00:13
UTRECHT - In de Domkerk is een klein hoekje omgedoopt tot Vredeskapel. Nu er oorlog is uitgebroken, hebben diverse Utrechtse kerken dagelijks hun deuren open. - Foto Erik(Kottier
UTRECHT - In de Domkerk is een klein hoekje omgedoopt tot Vredeskapel. Nu er oorlog is uitgebroken, hebben diverse Utrechtse kerken dagelijks hun deuren open. - Foto Erik(Kottier

Drie kerken in hartje Utrecht -de Domkerk, de St. Catharinakathedraal en de St. Augustinuskerk- en het Pax Christi Stiltecentrum in Hoog Catherijne zijn speciaal opengesteld voor gebed en meditatie.

In de Domkerk is bovendien een plaats gereserveerd voor moslims. Zij kunnen daar bidden „op de wijze die zij gewend zijn”, staat in een persbericht. Het zonlicht valt er gefilterd binnen. Trompetgeschal van een oefenend ensemble vult de immense ruimte en kruipt omhoog langs de metershoge zuilen. Het rijtje stoelen in de kapel is nog leeg. Op een standaard staat een gedicht van Huub Oosterhuis. „Wij die met eigen ogen / de aarde zien verscheurd”, luiden de eerste regels.

K. van Westrienen is gids in de kerk en tevens verzorger van het middaggebed. Hij heeft juist de wensen uit het opengeslagen gastenboek geïnventariseerd om dat mee te nemen in het dagelijkse gebed. „De laatste veertien dagen zijn er veel meer belangstellenden”, zegt hij. „Gewoonlijk bezoeken op zondagavond ongeveer dertig mensen de kerk. Nu waren dat er zeventig.” Blijkbaar dreef de zorg voor een op handen zijnde oorlog hen naar het bedehuis.

Hoe zij tegen een oorlog aankijken, is Van Westrienen niet bekend. „Mensen spreken hier niet over de oorlog. Ik moet oppassen dat ik hen in het middaggebed niet politiek tegen de schenen schop.” Van Westrienen spreekt in zijn gebed dus geen voor of tegen uit, maar heeft wel degelijk een mening over de wereldproblemen. „Ik hoorde dat veel Irakezen gelukkig zijn met de aanval. Zij zijn niet zo fel tegen een oorlog als wij Europeanen,” zegt hij veelbetekenend.

In Hoog Catherijne bevindt zich op een gewone werkdag een bonte verzameling van jachtende treinreizigers, winkelende moeders en muzikanten die op nog geen 50 meter afstand van elkaar om de aandacht strijden. Uit de luidsprekers schetteren pophits.

Het Pax Christi Stiltecentrum ligt te midden van dit gewemel. Achter de isolerende deuren van de kapel klinken nog zwak de geluiden van het winkelende publiek en de voorbijschietende schoenen. Soms staat er iemand stil bij de brandende kaars en werpt een blik op het ”gebed in oorlogstijd”. De attributen zijn bewust net buiten het stiltecentrum neergelegd. Men hoeft geen drempel over om zich te bezinnen.

„We merken dat iedereen er mee bezig is”, zegt Elizabeth, de gastvrouw van het centrum, „Geweld kan niet met geweld vergolden worden.” Elizabeth beseft ook dat Saddam Hussein uit het zadel moet, en niet nog twaalf jaar aan de macht kan zijn. „Maar ze hadden op diplomatieke wijze meer druk op hem moeten uitoefenen.”

Het stiltecentrum wordt op de dag van het uitbreken van de oorlog al vroeg in de morgen door velen bezocht. Het gastenboek in de kapel laat geen twijfel bestaan over de afkeer van een aanval op Irak. „Bid voor ons en onze kinderen. Geen oorlog”, staat in vastberaden letters geschreven. De oecumenische middagdienst heeft elke dag plaats en duurt ongeveer een kwartier. Langzaam druppelen de mensen binnen. Onder hen een zwerver met verwarde haren, een blinde man en een echtpaar van 84 jaar, dat de bus naar het stiltecentrum heeft genomen.

Vandaag wordt de dienst geleid door een van de zusters augustinessen. „We hebben ons teruggetrokken uit de gewone wereld om te bidden voor de vrede”, zegt ze. „Nu de oorlog toch is uitgebroken, leek het mij goed daarbij stil te staan.” Een gedeelte uit een geloofsbelijdenis luidt als volgt: „Ik zal niet geloven dat oorlog onvermijdelijk is en vrede onbereikbaar.”

Overal in Utrecht zitten aanplakbiljetten schots en scheef op muren, borden en elektriciteitskastjes geplakt. ”Zaterdag wereldwijde dag tegen de oorlog” en ”Vredesdemonstratie in Amsterdam”. De acties zijn ingehaald door de aanval op Irak, die niet te vermijden bleek.

Op de deur van het stiltecentrum hangt een persbericht waarin Pax Christi duidelijk stelling inneemt tegen de oorlog. De vredesbeweging maakt zich grote zorgen over de humanitaire gevolgen voor de bevolking van Irak.

Een vrouw komt beladen met boodschappentassen het centrum uit. Ze weet niet goed welke mening zij over het conflict tussen Bush en Saddam Hussein moet hebben. „We weten te weinig om te kunnen oordelen over een al dan niet rechtvaardige oorlog”, zegt ze. „Maar oorlog is altijd vreselijk. Vooral voor kinderen. In de Tweede Wereldoorlog was ik zelf nog een kind. Tijdens een bombardement onder schooltijd moesten we allemaal onder de trap zitten.” Ze heeft in de kapel een kaars gebrand voor een gunstige afloop van de oorlog. „Er moet een wonder gebeuren.”

Gastvrouw Elizabeth is van mening dat iedereen de vrede bij zichzelf moet proberen te vinden. Zodat men die ook naar anderen kan uitdragen.

Zoekt zij die vrede niet bij God?

„Ik geloof in Jezus”, zegt zij. „Voor mij is Hij goddelijk. Maar er zijn veel meer Jezus-figuren op deze aarde geweest. Martin Luther King is zo iemand bijvoorbeeld”, is haar overtuiging. „We moeten blijven geloven in het goede in de mens.”

Het feit dat het nu weer oorlog is, heeft haar mening kennelijk niet veranderd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer