Dat eiste aanklager J. W. Rijkers van het openbaar ministerie woensdag voor het hof Arnhem, dat zich in opdracht van de Hoge Raad opnieuw over de omvangrijke strafzaak buigt.Hoewel spraakmakend komt de eis niet als verrassing. Vrijwel meteen nadat het hof Den Haag De B. op 18 juni 2004 veroordeelde voor zeven moorden en drie moordpogingen klonk kritiek op de manier waarop het vonnis was onderbouwd.

Op 7 oktober beval de Hoge Raad het hof Arnhem officieel de zaak te herzien. De gevangenisstraf van De B., die toen al tijdelijk was vrijgelaten, werd in afwachting van een nieuwe uitspraak opgeschort.

Sleutel voor de veroordeling van De B. was de overtuiging van het Haagse hof dat zij twee baby’s had vergiftigd. Deskundigen die in opdracht van het hof Arnhem de doodsoorzaak van deze baby’s onderzochten, kwamen echter tot de slotsom dat een natuurlijke doodsoorzaak in beide gevallen zeer waarschijnlijk was.

Ook bij een derde baby die in acute ademnood belandde, hoeft volgens deskundigen geen sprake te zijn van een verstikkingspoging van buitenaf. De medische conditie van het kind speelde zeer waarschijnlijk een belangrijke rol.

De nieuwe informatie over de drie baby’s zet de totale veroordeling op losse schroeven, aldus het openbaar ministerie. „Waar niet langer voldoende zekerheid bestaat dat menselijk handelen oorzaak is geweest van een overlijden of een levensbedreigend incident, kan van veroordeling van een verdachte aan wie dat handelen wordt toegeschreven geen sprake meer zijn. In dat geval dient algehele vrijspraak te volgen”, aldus aanklager Rijkers gisteren.

De aanklager viel het Haagse hof woensdag niet openlijk af. Wel noemde hij het „ontoereikend” dat dit hof rond een aantal sterfgevallen een natuurlijke doodsoorzaak uitsloot zonder obductie te laten doen. Dat sommige sterfgevallen die oorspronkelijk waren geregistreerd als natuurlijk overlijden doorgingen voor moord toen De B. als verdachte in beeld kwam, noemde Rijkers „opmerkelijk.”

Het hof doet op 14 april uitspraak.