Cultuur & boeken

Het falen van ”Westfalen”

Titel:

19 March 2003 15:12Gewijzigd op 14 November 2020 00:12

”Macht, recht en markt. Een inleidend historisch overzicht van de wereldpolitiek”
Auteur: Carel H. Jansen
Uitgeverij: Coutinho, Bussum, 2002
ISBN 90 6283 258 X
Pagina’s: 444
Prijs: € 33,-. De Vrede van Westfalen betekende in 1648 niet alleen het einde van de Tachtigjarige Oorlog en daarmee definitieve vrijheid voor het protestantisme. Het verdrag legde ook de basis van het systeem van soevereine staten, dat sindsdien nauwelijks aanpassingen heeft ondergaan en dat met wisselend succes nog steeds functioneert. Oud-journalist Carel H. Jansen brengt in zijn vuistdikke handboek ”Macht, recht en markt” de politieke, juridische en economische aspecten van de internationale situatie bijeen.

Voor de een is de statensoevereiniteit een teken van de moderne tijd, voor de ander het bewijs van de calvinistische overwinning. Of nu een van deze beweringen juist is of niet, duidelijk is in ieder geval dat dit stelsel vandaag onder steeds zwaardere druk staat.

Terwijl vorige week in de Haagse Ridderzaal de vooruitstrevende voorstanders juichten bij de inaugurele zitting van het Internationaal Strafhof (ICC) en enkelen van hen zeiden te verwachten dat er vanaf nu minder oorlogen zullen worden gevoerd, waren in New York twee grootmachten vakkundig bezig de Verenigde Naties te slopen.

Men zou kunnen zeggen: Of soevereine staten nu samenwerken in het ICC of de Verenigde Naties uithollen, in beide gevallen zijn het de regeringen van onafhankelijke staten die daartoe het besluit nemen. Misschien is dit waar en is het woord ”statenanarchie” (Thomas Hobbes) het meest geschikt om de zelfstandigheid van de staten te typeren. Maar anderen hebben gesproken van een „familie van volkeren” (zoals de Amerikaanse neocalvinist Henry Meeter), en dat klinkt toch heel anders.

Zo’n volkerenfamilie heeft echter nooit bestaan. Staten zijn naar hun aard altijd instituties geweest die op zijn best het belang van hun onderdanen hebben gezocht en nauwelijks het belang van de statengemeenschap als geheel. Het ”welbegrepen eigenbelang” is ook vandaag nog een criterium voor het Nederlandse buitenlandse beleid. En in dit wereldwijde belangenspel overheerst de sterke over de zwakke.

Dit probleem heeft al vanaf 1648 bestaan. In het begin speelde ook zelfs Nederland nog een rol in de voorhoede. In de negentiende eeuw waren er wisselende bondgenootschappen die elkaar in evenwicht hielden. Tijdens de Koude Oorlog bestond er eenzelfde machtsevenwicht. Maar inmiddels is dat verdwenen en zijn we beland in een situatie van economische en militaire hegemonie van de Verenigde Staten. President Bush beweert dat hij militair sterker is dan de rest van de wereld bij elkaar, en er is eigenlijk geen reden om daaraan te twijfelen.

Piraterij
Deze zogenaamde unipolaire wereld is echter niet de kracht van het systeem, maar in feite het ”falen van Westfalen”. Een oplossing is echter niet voorhanden. Het is de vraag of gelegenheidscoalities tegen de Verenigde Staten om het machtsevenwicht in stand te houden, nu nog werken.

De dominantie van enkele staten over andere mag dan altijd hebben bestaan, de problematiek is de laatste honderd jaar wel geïntensiveerd. In de eerste tijd na 1648 waren er buiten overeenkomsten voor diplomatiek verkeer en een gezamenlijke aanpak van piraterij nauwelijks internationale afspraken.

Inmiddels zijn niet alleen de diplomatie en piraterij (terrorisme) in belang verveelvoudigd, maar hebben zelfs alle overheidsministeries een internationale afdeling. Daarbij komt dan nog de indringende globalisering van de welvaart (wereldhandel) en niet te vergeten van de armoede (vluchtelingenstromen). Het internationale verkeer tussen staten is onvergelijkbaar met dat van 1648.

Ook de omstandigheden binnen de staten zijn enorm veranderd. Niet alle landen deelden in gelijke mate in de vruchten van de negentiende-eeuwse industriële revolutie. In de twintigste eeuw kwam de communicatierevolutie (of misschien wel een hele reeks van zulke omwentelingen achter elkaar) en opnieuw is het slechts een beperkt deel van de wereldbevolking dat daarin deelt.

Boksring
Voor het functioneren van de Verenigde Naties hebben deze verhoudingen tussen staten natuurlijk grote gevolgen. De oprichting van zowel de Volkenbond na de Eerste Wereldoorlog als de Verenigde Naties na de Tweede Wereldoorlog ging gepaard met een ideaal verhaal van broederschap tussen de volkeren. In werkelijkheid vormden de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties een boksring waarin al bestaande conflicten tussen landen werden ’uitgevochten’.

De ideële doelstelling van de VN komt bijvoorbeeld tot uiting in de formele benadering van het lidmaatschap. Alle staten hebben één stem; groot of klein, rijk of arm, voorbeeldig of niet. Zodoende werd Libië dit jaar voorzitter van de mensenrechtencommissie en werken de schurkenstaten Iran en Irak aanvankelijk benoemd tot voorzitter van de ontwapeningsconferentie die deze maand had moeten worden gehouden. Zeker, dit systeem is ideëel, maar niet reëel.

In de Veiligheidsraad is dit systeem iets minder blind. Dat wil zeggen: de vijf overwinnende landen uit de Tweede Wereldoorlog (Verenigde Staten, Rusland, China, Frankrijk en Groot-Brittannië) hebben een vetorecht. Deze beslissing voegde het machtselement toe aan het orgaan dat werd geacht volkenrecht te maken.

Marshallhulp
Volgens de oud-journalist Carel H. Jansen kan men de internationale situatie niet begrijpen zonder de politieke, juridische en economische aspecten gezamenlijk in ogenschouw te nemen. Daarom bracht hij ze in zijn vuistdikke handboek ”Macht, recht en markt” allemaal samen. De talloze internationale overeenkomsten waarnaar het boek verwijst, zijn te lezen op een aparte internetpagina: www.coutinho.nl/mrm.

Door deze drie elementen te behandelen, gaat Jansens boek een stap verder dan de handboeken die alleen machtsverhoudingen behandelen of die slechts een inleiding in het volkenrecht geven.

De taferelen in de Veiligheidsraad in de laatste weken bewijzen dat het volkenrecht niet losstaat van macht en markt. De Amerikanen bouwden met hun pogingen voor een tweede resolutie aan het volkenrecht. Maar de militaire druk in het Golfgebied is een vertoon van macht dat de gesprekspartners onder druk zet. En met het in het vooruitzicht stellen van goedkope leningen en gunstige handelsbetrekkingen, zijn veel landen zo ver te krijgen dat ze voor de resolutie stemmen.

Het economisch overwicht komt niet alleen in crisissituaties tot uiting rond discussies in de Veiligheidsraad, maar heeft ook telkens een rol gespeeld rond de dekolonisatie en de ontwikkelingssamenwerking. De Amerikanen begonnen hun Marshallhulp vanuit de liberale economische theorie dat zowel rijken als armen automatisch zouden profiteren van handelsrelaties. Ten dele heeft dit ook gewerkt.

Maar toen het Westen vanuit dezelfde gedachte de Derde Wereld ging helpen ’ontwikkelen’, werkte dit niet meer. In de praktijk vloeiden de winsten meestal naar het Westen en schoten de ontwikkelingslanden er niet veel mee op.

Het beperken van ontwikkelingssamenwerking tot landen die een ”deugdelijk bestuur” hebben -zoals minister Herfkens in ons land heeft voorgesteld- was natuurlijk ook niet in het voordeel van de Derde Wereld. Intussen is het vluchtelingenprobleem de laatste tien jaar gegroeid en zal het waarschijnlijk de komende tijd blijven groeien.

Secularisatie
Een prikkelende stelling van Jansen is dat de secularisatie van de samenleving voorwaarde was voor de ontwikkeling van het internationaal recht. Hij doelt dan op Humanisme en Verlichting en op de Nederlandse grondlegger van het volkenrecht, Hugo de Groot (1583-1645). De goddelijke openbaring moest plaatsmaken voor de menselijke maat van de dingen. Gezaghebbers waren niet meer door God Zelf aangesteld, maar zochten hun gezag in de legitimatie door de onderdanen.

Christenen hebben inderdaad nooit een eenduidige visie gehad op de internationale verhoudingen. De kleine christelijke partijen in Nederland hebben nooit warmgelopen voor het volkenrecht. Het GPV was bijvoorbeeld altijd een sterk verdediger van de nationale soevereiniteit in tegenstelling tot verdere Europese integratie. De SGP was in die afwijzing nog sterker en keerde zich zelfs tegen de Verenigde Naties. Deze organisatie droeg meer bij „ter bevordering van de oorlog dan van de vrede”, aldus ds. P. Zandt in 1948.

De al genoemde Amerikaan prof. Henry Meeter brak in diezelfde tijd vanuit zijn (neo)calvinistische motieven echter een lans voor de Verenigde Naties. Het was „ideaal” dat landen hier konden samenwerken, en christenen moesten daarom alles doen om de besluiten van de VN positief te beïnvloeden.

Inmiddels is de SGP vijftig jaar verder en stemt deze partij voor het Verdrag van Nice en verdedigt ze het Internationaal Strafhof. Het zou te wensen zijn als christelijke partijen en groepen zich meer zouden bezinnen op de urgente vragen van de globalisering.

De verdienste van Carel Jansen is dat hij in zijn boek een overstelpende hoeveelheid informatie op een ordelijke manier aanbiedt. Jansen blijkt ook een meester in de beschrijving van hoofdlijnen. Ontwikkelingen die zich over twintig of dertig jaar uitstrekken, geeft hij moeiteloos in één zin treffend weer. En zelfs in de weergave van zeer omstreden gebeurtenissen is nauwelijks te lezen wat de opinie van de schrijver is. Dit strekt hem tot eer. Juist in deze tijd waarin de internationale samenwerking onder grote druk staat, is het belangrijk dat er zo’n compleet handboek verschijnt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer