Legerpredikant vecht ook, maar anders
Verreweg het grootste gedeelte van zijn ambtstermijn bracht ds. G. Bikker uit Harderwijk door in dienst van defensie. Vrijheid en verantwoordelijkheid maar ook eenzaamheid tekenden zijn loopbaan in het leger. Een krijgsmachtpredikant vecht ook, maar aan een ander front.
Een huiskamer vertelt zijn eigen verhaal over een bewoner. Een verhaal zonder woorden. In het lichte appartement van ds. Bikker hangt boven de piano een oude prent van Utrecht, zijn geboorte- en studiestad. De dom domineert. De predikant, die vandaag 25 jaar in het ambt staat, kreeg de prent na het overlijden van zijn ouders. „Vandaar dat-ie een beetje gelig is. Mijn vader rookte als een ketter. En ik steek ook wel eens een sigaartje op.”Na een periode van vijf jaar in zijn eerste en enige gemeente, de hervormde gemeente te Zuid-Beijerland, werkte hij zeventien jaar als krijgsmachtpredikant bij verschillende legeronderdelen. „Ik was toch al wat aan het rondkijken”, vertelt hij over die switch. „Zuid-Beijerland had een moeilijke periode achter de rug toen ik daar kwam. Na vijf jaar werd het tijd voor een ander. Ik was een beetje een tussenpaus.”
Daarbij: „De krijgsmacht interesseerde me wel. Het padvinderachtige, het operationele werk, de vrijheid. Je kunt je werk voor een deel zelf invullen.” De geestelijke verzorging is ook verantwoordelijk én eenzaam werk, zegt de predikant, die in 2007 afscheid nam als hoofdkrijgsmachtpredikant. „In een kerkelijke gemeente bevindt zich vaak een kern van actieve mensen. Als predikant hoef je dan niet alleen te geven, je ontvangt ook wat. Wanneer je in het leger goed contact hebt met mensen, is er wel kameraadschap, maar ondanks je groene pak blijf je een relatieve buitenstaander. Al was het maar in je eigen ogen. Je moet ruimte bevechten, voor een kerkdienst of voor lessen die niet zijn ingepland.” Het is dan ook van belang, vindt hij, dat de band tussen legerpredikant en thuisgemeente intact blijft.
De mogelijkheid om met mensen na te denken over levensvragen motiveerde ds. Bikker in zijn werk. Een kans die hij meteen relativeert. „Je hebt maar een bescheiden inbreng. Niemand zit erop te wachten dat je zieltjes komt winnen. Gesprekken ontstaan op onverwachte momenten. Tijdens een uitzending in Bosnië zat een stel kerels naar een sciencefictionfilm te kijken. Vervolgens raakten ze aan de praat over het bestaan van God en het leven na dit leven. Als jij dan binnenkomt met je domineesgezicht, hoor je: „Hé dominee, wat vind jij er nou van? Op ethisch gebied, zoals over het afleggen van de eed of de omgang met een vriendin, kun je wel het nodige kwijt.”
De laatste jaren van zijn dienstverband was ds. Bikker eindverantwoordelijk voor de protestantse dienst geestelijke verzorging.
Heeft het legerpredikantschap hem veranderd? Hij denkt even na voordat hij antwoord geeft. „Hoewel gemeentepredikanten het behoorlijk voor hun kiezen kunnen krijgen”, zegt hij, terwijl hij zijn woorden zorgvuldig kiest, „brengt het staan in een gemeente iets met zich mee van bewaring en van discipline. Het leger daarentegen kan een seculariserende uitwerking hebben. De moderne tijd raakt je. Je verandert, ja. Daarnaast ben ik meer een praktijkmens dan een theologisch studiehoofd. Het is dan ook een wonder als je een beetje bij je geloof bewaard blijft.”
De legerpredikant koos ervoor om te blijven preken en gaf met enige regelmaat catechisatie of een Bijbelstudie. Sinds hij in Harderwijk woont, leeft hij mee met de protestantse gemeente in wording in de wijk Drielanden. Hij typeert zichzelf als iemand met oog voor de geografische wijkgemeente en daarmee de breedte van de kerk. Als een predikant die gaat preken waar ze hem uitnodigen. „Mijn preken passen in de orthodox-protestantse traditie. Het Woord gaat de dialoog aan met mensen, niet andersom. God heeft het eerste woord.”
Watersportvereniging
Sinds hij op 55-jarige leeftijd functioneel leeftijdsontslag kreeg, steekt ds. Bikker zijn tijd in vrijwilligerswerk en in twee hobby’s: muziek en watersport. „Ik ben zeker geen pianist hoor”, zegt hij met een gebaar naar de piano. Ik speel vooral trombone.” Als kind kreeg hij een tijd orgelles. „Grote protestantse gezinnen hadden vroeger allemaal een harmonium.”
Behalve voor onder meer de watersportvereniging is hij actief in de commissie solidariteitskas en het generaal college voor de ambtsontheffing van de Protestantse Kerk. „Iemand die op 55-jarige leeftijd met pensioen gaat, moet de maatschappij wat teruggeven.”