„Verwachtingen van kabinet met CDA en CU niet uitgekomen"
DEN HAAG – Bijna drie jaar heeft het kabinet-Balkenende IV, dat onder meer steunde op twee christelijke partijen, geregeerd. Hoe valt de balans uit?
Dr. C. S. L. Janse (oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad): „Organisaties uit de christelijke kring reageerden drie jaar geleden positief toen bekend werd dat de ChristenUnie met het CDA deel ging uitmaken van het kabinet. Ik vond het destijds al gewaagd dat de ChristenUnie in een kabinet stapte terwijl de koers van het regeringsbeleid niet wezenlijk zou afwijken van dat van de vorige kabinetten.De ChristenUnie wilde op een aantal aangelegen punten enige verbetering bewerkstelligen. Ik concludeer dat de partij daar deels in is geslaagd, hoewel de bereikte correcties erg marginaal zijn.
Van de handhaving van de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet is feitelijk niet veel terechtgekomen. De overtijdbehandeling is onder de Abortuswet gebracht, maar de praktische consequenties daarvan zijn gering. Adoptie door homoparen is toch mogelijk geworden. De ChristenUnie is er wel in geslaagd om de afbouw van de algemene heffingskorting te beperken.
Een deel van de voornemens van de ChristenUnie zit nog in de molen en is nog niet uitgevoerd. Het kabinet was nog bezig om de Algemene wet gelijke behandeling aan te passen op het punt van het enkele feit.
De regeringsdeelname door de ChristenUnie heeft, alles op deze korte termijn overziende, meer consequenties gehad voor de ChristenUnie zelf dan voor het land. De partij is een stuk pragmatischer geworden.”
Prof. dr. G. Harinck (hoogleraar geschiedenis en directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit): „Dit kabinet met daarin twee christelijke partijen was natuurlijk een buitenkans voor christelijk Nederland. Het was een uitzonderlijke situatie waarvan ik niet verwacht dat die zich snel zal herhalen. Daarom overheerst een gevoel van teleurstelling.
Maar wanneer je beziet wat de afgelopen drie jaar hebben opgeleverd, dan is dat toch niet zo veel. Het CDA zat uiteraard al in voorgaande kabinetten dus in dat opzicht is er sprake van een zekere continuïteit. De ChristenUnie heeft slechts op detail wat kunnen betekenen, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat op diverse beleidsterreinen voorzichtiger is geopereerd en er meer aandacht is gekomen voor het gezin. Er is geen koers verlegd. Maar dat kun je ook niet verwachten in drie jaar. Daarvoor is zo’n periode gewoonweg te kort.
Door de deelname van de CU is het christelijke aspect meer in de publieke discussie gebracht. Daaraan zitten positieve maar ook negatieve kanten. Mensen als Elsbeth Etty hebben hun mening over het christelijke karakter van dit kabinet bepaald niet onder stoelen of banken gestoken.”
Mr. dr. J. T. van den Berg (SGP-Tweede Kamerlid in de jaren 1986-2002): „Ik voorzie een periode van veel politieke onrust. De kans is groot dat er meer dan drie partijen nodig zullen zijn om een nieuw kabinet te vormen. Dat zal een moeizaam proces worden, en dat terwijl we juist stabiliteit en staatsmanschap nodig hebben. Ik ben nooit een groot aanhanger van de vroegere premier Lubbers geweest, maar hij wist soms wel boven de tegenstellingen tussen partijen uit te stijgen. Dan keerde de rust en stabiliteit soms snel terug. Ook premier Kok had dat tijdens zijn eerste periode; tijdens de tweede periode overigens niet zo. Aan zulke mensen ontbreekt het ons momenteel, en dat belooft weinig goeds. Balkenende greep soms onvoldoende tijdig in en toonde dan onvoldoende het gezag dat een minister-president moet hebben.
Sinds 2002 fluctueert de kiezersgunst enorm. Hoe de verkiezingsuitslag zal uitvallen, is daarom moeilijk te zeggen. Toch is te vrezen dat de liberale inbreng in de nieuwe regeringsperiode groter zal zijn. Dat is heel zorgwekkend. In de verwachting die we van het huidige kabinet hadden op het gebied van waarden en normen, zijn we erg teleurgesteld. Wat daar uitgekomen is, is heel mager. Maar ik vrees dat de komende periode bepaald geen verbetering zal zijn. Van partijen als de PVV van Wilders, VVD, D66 en GroenLinks hebben we met betrekking tot de onderwijsvrijheid en andere onderwerpen weinig goeds te verwachten. Ik ben dan ook zeer bezorgd.
Ons land heeft op dit ogenblik bepaald geen behoefte aan een politieke impasse. Er zijn genoeg problemen die om een aanpak vragen.
Hoe triest het allemaal ook is, dit kabinet kon zo niet verder. Dat de daadkracht en het onderlinge vertrouwen ontbraken, was al langer duidelijk. Het Kamerdebat van afgelopen donderdag was een beschamende vertoning. Uruzgan was niet de oorzaak, maar alleen de aanleiding tot de breuk. De oorzaak was het ontbrekende vertrouwen.
Dit is slecht voor het internationale imago van Nederland. Het is ook aangrijpend voor onze militiairen die met inzet van hun leven in Afghanistan actief zijn. Hun regering is blijkbaar niet in staat over de toekomst van hun werk te beslissen.
Overigens zijn over de toekomst van die missie best verschillende ideeën mogelijk, maar nogmaals: dit is slechts aanleiding, niet de oorzaak van de breuk in het kabinet. Zojuist bekeek ik een foto van de eerste vergadering van dit kabinet, drie jaar geleden. Het enthousiasme straalt er vanaf. Dat was de laatste tijd ver zoek.”