Balkenende had touwtjes nooit stevig in handen
De slingers en vlaggetjes waarmee premier Balkenende zijn Torentje maandag had kunnen versieren, kan hij beter in de kast laten liggen. Vlak voor het derde verjaardagsfeestje van zijn kabinet viel de coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie uiteen.
Een knallende ruzie met de coalitiegenoot PvdA over Irak wist Balkenende nog te sussen, de uitbarsting van het sluimerende conflict over Afghanistan kostte zijn regeringsploeg dan toch de kop.Weer slaagde Balkenende er niet in een kabinet dat zijn naam droeg naar de eindstreep te brengen. Maar lange tijd had het er alle schijn van dat Balkenende zelf het einde van zijn kabinet niet zou halen: sinds de zomer klonk zijn naam als eerste president van de Europese Unie. Toen de regeringsleiders in november kozen voor de Belg Van Rompuy, wist Balkenende zeker dat hij eigenhandig zijn kabinet langs een aantal vlijmscherpe klippen moest zien te manoeuvreren.
Niet veel later leek het al mis te gaan. Balkenendes nauwelijks beheerste neiging om het rapport van de commissie-Davids over Irak meteen in de prullenbak te gooien, zette zoveel kwaad bloed bij de PvdA dat het kabinet in januari al aan zijn laatste dagen toe leek. Balkenende bond in en slaagde er binnen een paar weken in om met een reactie op het rapport-Davids te komen waar de hele coalitie vrede mee kon hebben.
Voor de premier rakelde Davids weer een verwijt op dat hem al sinds zijn allereerste kabinet achtervolgde. Dit ging al na 87 dagen ten onder na ruzie tussen LPF-ministers, maar als leider van het kabinet kreeg Balkenende de val toch op zijn bordje: hij had de kemphanen beter uit elkaar moeten houden. De commissie-Davids schopte tegen het zere been door weer te beginnen over Balkenendes vermeende gebrek aan regie, ditmaal in de kwestie-Irak. Het besluit om de inval in dit land te steunen zou grotendeels buiten de premier om voorgekookt zijn op het ministerie van Buitenlandse Zaken.
In zijn vierde kabinet leek de premier dit imago achter zich te hebben gelaten, al moest hij bij herhaling lijdzaam toezien hoe PvdA-minister van Financiën Bos goede sier maakte met de redding van Nederlandse banken en het veiligstellen van IJslandse spaartegoeden die in rook op leken te gaan. Balkenende toonde zich weliswaar juist van zijn koppigste kant door een onderzoek naar Irak lang tegen te houden en eigenhandig het besluit om de Hedwigepolder onder water te zetten terug te draaien. Maar toen puntje bij paaltje kwam, moest hij op beide punten bakzeil halen, net zoals hij zijn afwerende reactie op het rapport-Davis moest bijstellen om zijn kabinet overeind te houden.
Zo bleef Balkenende de premier die wel leerde om de touwtjes in handen te nemen, maar er lang niet altijd op het juiste moment aan wist te trekken. Zijn agenda reikt tot 2015, zei hij toen afgelopen najaar duidelijk werd dat hij niet naar Brussel zou vertrekken. Op de vraag of hij de lijst van het CDA weer wilde trekken bij komende verkiezingen, wilde Balkenende toen geen antwoord geven.
Dus valt niet uit te sluiten dat met de de ondergang van het vierde kabinet-Balkenende ook de rol van de CDA-leider is uitgespeeld. Mocht hij zijn partij toch weer gaan aanvoeren, dan lijkt er alle reden om de leus van Lubbers uit de jaren tachtig weer op te poetsen. Balkenendes voorganger als CDA-premier wist toen de kiezers te lokken met zijn belofte dat hij zijn karwei af wilde maken.
Door de sores rond Afghanistan is Balkenende met zijn vierde kabinet niet toegekomen aan een reusachtig karwei dat voor dit voorjaar op de agenda stond: de rijstebrijberg van 35 miljard aan bezuinigingen die ambtenaren nu in allerlei werkgroepen aan het opwerpen zijn. Daar hoeft Balkenende zich voorlopig in ieder geval niet doorheen te eten, het debacle rond Uruzgan zal hem al zwaar genoeg op de maag liggen.