Buitenland

Kansen en valkuilen in Haïti

De verwoestende aardbeving in Haïti biedt nieuwe kansen om betere gebouwen neer te zetten, en de armoede aan te pakken. Of die kansen ook aangegrepen worden? Woord en Daadmedewerker Leen Stok is overtuigd van wel. Alleen moeten westerse helpers de Haïtianen niet voor de voeten lopen.

tekst Ab Jansen
18 February 2010 14:25Gewijzigd op 14 November 2020 09:54

Hij werd de twee weken dat hij in Port au Prince rondliep er enkele malen mee geconfronteerd: met Haïtianen die in de slachtofferrol vervielen zodra ze een blanke hulpverlener tegenkwamen. „Iemand ziet mij en denkt: die heeft geld en begint vervolgens „ik heb honger” te kreunen.” Een kwinkslag of een sympathiek gebaar was meestal voldoende om „de hongerige” weer uit zijn rol te halen. Overigens is daarmee niet gezegd dat er in Haïti geen honger werd en wordt geleden, integendeel.Ir. Leen Stok, manager afdeling Projecten en Programma’s bij Woord en Daad, weet het uit eigen ervaring – hij werkte vijf jaar in dit land: de Haïtiaan is iemand die zich gemakkelijk in zo’n slachtofferrol laat duwen. „Daarom is het belangrijk hoe een hulpverlener daarop reageert: accepteert hij die rol van de ander, of haalt hij hem eruit?”

Dat laatste is niet zo moeilijk, want Stok kent ook een andere kant van de Haïtiaan, een kant die veel media de afgelopen weken nauwelijks hebben belicht. Haïtianen zijn namelijk ook harde werkers, die zich laten mobiliseren om dingen aan te pakken. Juist nu komt het erop aan om deze mensen bij de wederopbouw te betrekken, vindt Stok. „Schakel zo veel mogelijk mensen in. Pomp weer geld in de economie, maar niet door zelf dingen daar neer te gaan zetten, maar door plaatselijke aannemers in de arm te nemen, en door mensen aan het werk te zetten.”

Stok is dan ook blij met het VN-project ”Cash for work” dat wordt ingezet bij het opruimen van puin. Voor 4 dollar per dag kunnen werkloos geworden bewoners aan de slag als puinruimers.

Dat alle Haïtianen lui en passief zijn, mag dan een leugen zijn, hoe zit het met de bestuurders? Bestaan leidinggevenden er enkel uit harteloze uitbuiters? De verhalen in de kranten over corruptie binnen de regering doen het ergste vermoeden. En ook Stok hoorde afschuwelijke staaltjes van inhaligheid en uitbuiting. Zo hoorde hij van insiders dat binnen de regering er lieden zijn die de hulpverlening proberen te vertragen om voor zichzelf het grootst mogelijk voordeel eruit te halen. Verder zijn er meldingen dat voedsel dat aan de overheid was verstrekt om onder de bevolking te worden uitgedeeld, op straat werd verkocht.

Maar dat de Haïtiaanse elite als geheel verdorven is, ontkent Stok ten stelligste. „Ik ken ook Haïtianen die gestudeerd hebben en tot het rijkere deel van de bevolking of tot de middenklasse behoren, die zich enorm inzetten voor hun land.” Hij ontmoette een dominee, met veel contacten in zijn wijk, die tegen hem zei: „Leen, ik houd van mijn land, en na wat er nu is gebeurd, ga ik er voor 200 procent tegenaan. Dat is het offer dat God van mij vraagt in deze omstandigheden.” Kijk, daar word ik heel stil onder, en dan denk ik: zulk soort mensen wil ik steunen, want dat zijn de Haïtianen die hun land kunnen opbouwen’.”

Ook een trede lager op de maatschappelijke ladder zijn zulke mensen van goud te vinden. „De aardbeving heeft arm en rijk getroffen, dus in de tentenkampen vind je ook leden van de middenklasse die alles zijn kwijtgeraakt.” Stok ontmoette er een kleine aannemer die door de aardbeving compleet aan de grond zat. „Met een kleine lening help je zo iemand er weer bovenop, zodat hij in zijn omgeving aan het werk kan.”

Nu kun je de Haïtianen wel weer het initiatief laten nemen, maar blijft daardoor niet alles bij het oude? Hebben ze wel geleerd van deze ramp? Bijvoorbeeld dat corruptie in de bouw de gevolgen van een aardbeving verergert? Of dat de bestaande bouwmethoden nauwelijks aardbevingsproof zijn te noemen?

Stok citeert de directeur van de christelijke hulporganisatie CRWRC, die zei dat als er een les is die hij had geleerd deze was: dat burgers vrijwel altijd weer dezelfde huizen willen als ze daarvoor hadden. Allerlei nieuwe ideeën, hoe goed bedacht ook, stranden meestal.

Overigens was wat er voor de aardbeving aan gebouwen in Port au Prince stond, weliswaar allesbehalve aardbevingsbestendig, maar toch ook weer niet onlogisch qua structuur. „De huizen zijn opgebouwd van cementblokken, en wie wat geld heeft zorgt voor een betonnen dak, liefst een beetje dik want dan kun je er een verdieping bovenop bouwen. Zo’n constructie is in Haïti, waar regelmatig tropische stormen razen, heel begrijpelijk, want die blijft tijdens een storm overeind.” Tijdens een aardbeving is zo’n blokkenwoning met betonnen dak echter desastreus.

Hoe de nieuwe gebouwen en huizen eruit gaan zien, is nu nog niet bekend. Stok heeft met de partners ter plekke afgesproken dat ze de komende twee, drie weken met een ontwerpplan komen, waar iedereen achter staat en waarin ook de Haïtiaanse overheid zich kan vinden.

Gaat alles anders worden nu de wederopbouw ter hand is genomen? Stok heeft goede hoop dat het in de wijken waar zijn organisatie actief is, inderdaad anders zal toegaan. „Ik sprak de burgemeester van een van onze wijken en die zei: we moeten het echt anders doen. Misschien niet door allerlei Haïtivreemde bouwsels neer te gaan zetten, maar wel door er voortaan op toe te zien hoe er gebouwd wordt – en of dit gebeurt volgens de geldende regels en met sterkere materialen.”

„Voor mij staat voorop”, zegt Stok, „dat als wij ergens steun verlenen, de projecten kwalitatief goed moeten zijn.” Woord en Daad richt zich in Haïti op het herstel van de gezondheidszorg en de herbouw van gebouwen en huizen. Wat dat laatste betreft zal Woord en Daad de herbouw van minstens twintig scholen en duizend huizen financieren en daarvoor zullen Haïtianen optimaal worden ingeschakeld. Vanuit Nederland is er „extra ondersteuning op kritische punten.” Concreet betekent dit dat een bouwdeskundige uit Nederland deel gaat uitmaken van het team buitenlandse werkers in Haïti om de wederopbouw van dag tot dag te begeleiden.

Zo’n tien bouwbedrijven in Nederland komen daartoe de eerste week van maart bijeen om te bezien wat ze voor de Woord en Daadprojecten kunnen betekenen. De vorming en tijdelijke uitzending van bouwteams zou een mogelijkheid kunnen zijn. Het zou volgens Stok goed zijn als die erbij zijn zodra de feitelijke bouw van start gaat. „Zodat we kunnen garanderen dat er voldoende cement in het beton en in de blokken gaat, er goed berekend wordt en zorgvuldig naar het fundament en naar het betonijzer is gekeken dat daarin wordt verwerkt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer