Zonde
„Ik hoorde Uw stem in den hof en ik vreesde, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij.”Genesis 3:10
Zij die in de duisternis van de zonde vervallen zijn, kunnen het licht niet verdragen. Het is bekend in wat voor duisternis van zware zonden Adam door zijn onbedachtzaamheid viel. Het heldere licht van zijn wijsheid is door zijn zonden zo zeer verduisterd dat Adams nakomelingen van zichzelf duisternis genoemd worden.Zoals bij de zon als hij ondergaat noodzakelijk de nacht volgt, zo ook volgt op de ondergang van des mensen oorspronkelijke gerechtigheid terstond de duisternis van een rampzalige verdorvenheid. Het is dus ook geen wonder dat de zonde van de eerste mens zo krachtig werkte en doordrong dat ze zijn licht veranderde in duisternis.
Deze verduisterde zondaar doet echter wat hij kan om niet in het licht van Gods tegenwoordigheid te komen. Hij neemt de vlucht naar de donkere schuilhoeken in het dichte geboomte van het paradijs, om niet in het licht te komen of voor zijn Rechter te moeten verschijnen. Hij is als iemand die in dikke duisternis wandelt zodat zijn ogen het klare licht van een fakkel niet kunnen verdragen. De mens toont daarmee dat hij een schuldig geweten heeft.
Thomas Alberthoma, predikant te Groningen
(”De rechter in het Paradijs”, 1667)