Arts ziekenhuis Haïti: Wij zijn hier de baas
Haïti kan uiteraard niet zonder buitenlandse hulp. Maar of de hulpverleners altijd op de juiste manier te werk gaan, valt te betwijfelen. Dr. Junie Hyacinthe: „Binnen de kortste keren wilden ze het management van mijn ziekenhuis overnemen. Maar ík ben hier de baas!”
Geduldig zitten ze voor de ingang van het King’s Hospital in de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince. Tientallen patiënten wachten op de verlossende oproep om naar binnen te mogen. De felle tropische zon brandt ongenadig op hun hoofd. Toch komen er geen gemopper of onvertogen woorden over hun lippen.King’s Hospital had helemaal nog niet open moeten zijn. Het ziekenhuis was weliswaar in de laatste fase van de bouw, maar nog niet ingericht. Toen kwam op 12 januari de verwoestende aardbeving die een groot deel van Port-au-Prince in puin legde. Directrice Junie Hyacinthe bracht in allerijl opgeslagen voorraden en uitrusting naar het hospitaal. Een dag na de ramp opende King’s zijn deuren om slachtoffers te behandelen.
Op het moment van de aardbeving lag dr. Hyacinthe in bed. „Dat was niet normaal, want het was aan het eind van de middag. Normaal gesproken ben ik dan niet eens thuis. Ik wilde echter in alle rust even wat papieren voor een lezing doornemen. Plotseling begon het huis te beven. Ik bleef alleen maar heel stil liggen en heb gebeden tot het ophield.”
Dat ze de aardbeving heeft overleefd, ervaart de Haïtiaanse arts als de leiding van God. „De Heere heeft me gespaard om me te gebruiken om mijn volk te helpen.”
Met haar man, die ook arts is, en een Amerikaanse chirurg die op bezoek was, begon Junie Hyacinthe aan de enorme opgave om de eerste nood te lenigen. „We hadden maar 25 bedden. Veel patiënten moesten buiten wachten. Vier zijn er in de tuin van het ziekenhuis overleden.”
Na drie dagen en drie nachten onafgebroken werken, was het team van Hyacinthe volkomen uitgeput. „Een voor een is het personeel naar huis gegaan. Ze kónden niet meer. Op zaterdagmiddag was ik nog maar alleen over. Ik kon elk moment in huilen uitbarsten of gaan schreeuwen.”
Juist op dat moment bood een buitenlands hulpteam van de organisatie Medical Team International zijn diensten aan. „Dat ging eigenlijk heel gesmeerd”, vertelt dr. Hyacinthe in haar ‘kantoor’ – een kale ruimte waar alleen nog maar een bureau staat. „Ze verloren geen tijd. Ze zeiden: Hallo, hier zijn we, wat kunnen we voor je doen? En vervolgens gingen ze aan de slag. Na drie dagen hadden we alle patiënten behandeld. Prima gedaan.”
Na een week ging het echter mis. „Ik kreeg klachten van mijn personeel dat ze niets meer mochten doen en overal af moesten blijven. Het buitenlandse team wilde bovendien alleen nog maar mensen met orthopedische aandoeningen, zoals botbreuken, behandelen. Ik ben gynaecoloog, dus dat heb ik geweigerd. Toen boden ze aan de salarissen van mijn mensen te betalen. Dat kan ik zelf, liet ik ze weten. Ze wilden ook een heel stel tolken aannemen, terwijl ik mijn eigen vertalers had. Ik heb hun verteld dat ik in dit ziekenhuis de enige ben die personeel aanneemt.”
De internationale hulpverleners probeerden zich ook met het beleid van het ziekenhuis te bemoeien, zegt Hyacinthe. „Zij wilden krukken aan zwangere vrouwen geven. Er zijn in dit land heel veel mensen met maar één been. Die hebben die krukken veel harder nodig dan een zwangere vrouw. Die kan wel op haar echtgenoot steunen.”
De buitenlandse hulpverleners namen echter geen genoegen met de weigering om krukken te verstrekken. „De volgende dag kwam iemand van het team naar me toe om vergeving te vragen. Wat bleek? Ze waren tijdens mijn afwezigheid door het raam gekropen om krukken uit de voorraadkamer te halen. Dat heb ik hun dus niet vergeven.”
Toen Hyacinthe eindelijk duidelijk gemaakt dacht te hebben dat zij het in het ziekenhuis voor het zeggen had, diende zich een nieuw probleem aan. „Ik vertelde ze dat mijn personeel vanaf nu de ‘gewone’ patiënten zou behandelen en dat zij zich specifiek op de slachtoffers van de aardbeving konden richten. Daar waren ze immers voor gekomen. In de verwachting dat ze dat hadden geaccepteerd, verliet ik het ziekenhuis. Aan het einde van de middag werd ik gebeld dat ze een vergadering wilden. We hadden elke ochtend werkoverleg, dus ik ben niet op dat verzoek ingegaan. Om negen uur ’s avonds kreeg ik een telefoontje dat het ziekenhuis vol patiënten lag, maar dat de buitenlandse hulpverleners vertrokken waren en ook al hun spullen hadden meegenomen. De volgende ochtend kwamen ze alleen even terug om de sleutel te brengen.”
Niet alleen liep de samenwerking met de internationale hulpverleners niet altijd op rolletjes, ook van Amerikaanse militairen had dr. Hyacinthe soms meer last dan gemak. „Elke dag kwamen ze kijken of het ziekenhuis nog wel open was. Dat was op zichzelf prima, maar die soldaten dachten dat ze konden gaan en staan waar ze wilden in het ziekenhuis. Ze wilden met hun laarzen zelfs zo de operatiekamers binnengaan. Toen ik daar wat van zei, vroegen ze: Waarom niet?”
U geeft aan dat de organisatie van de hulpverlening prima geregeld was. Waarom gaat het dan toch mis?
„Deze mensen zijn gewend aan situaties waarin totale chaos heerst. Zij beschouwen een ramp als een oorlog. Daarin stel je geen vragen, maar ga je aan de slag met het idee: Wij zijn de baas. De kunst is aan te sluiten bij de lokale cultuur en capaciteit. Dat geeft mensen, die toch al in uiterst ellendige omstandigheden zitten, ten minste nog enig gevoel van eigenwaarde.”
Uitersten van de Haïtiaanse realiteit
In King’s Hospital worden de uitersten van de Haïtiaanse werkelijkheid zichtbaar. Bij Ginette Nicolas moest een arm worden geamputeerd nadat zij onder het puin van haar ingestorte huis was gehaald. En Landy Aimé heeft zojuist een gezond jongetje ter wereld gebracht.
Vergeleken met 230.000 Haïtianen die bij de verwoestende aardbeving om het leven kwamen, mag Ginette Nicolas (34) zich nog gelukkig prijzen. Ze zal echter de rest van haar leven de tekenen van de natuurramp meedragen, want ze verloor haar rechterarm.
Ginette was aan het koken toen de aarde in haar woonplaats Léogane begon te beven. Haar huis stortte in en bedolf haar en haar tweejarige dochtertje. Haar rechterarm kwam onder een brok beton terecht en brak bij de pols.
Haar echtgenoot Jean Thomas gaf op dat moment les op een school, een paar kilometer verderop. „Ik was op de bovenste verdieping en voelde het gebouw zo ineenzakken”, vertelt hij, terwijl hij naast het bed van zijn vrouw plaatsneemt. „Al snel werd ik gebeld dat mijn huis ook was ingestort en dat mijn vrouw en kind vermoedelijk dood waren.”
Met een groep vrienden haastte Jean Thomas zich naar zijn verwoeste woning. „Als een bezetene heb ik haar naam geroepen. Eindelijk kwam er antwoord. Ik heb eerst een tijdje op straat staan huilen.”
Met vereende krachten wisten Jean Thomas en zijn vrienden Ginette en haar dochter onder het puin vandaan te krijgen. De eerste dagen was er echter geen dokter die de gebroken pols van Ginette kon behandelen. Toen ze eindelijk in het ziekenhuis kwam, bleek dat de wond ernstig was geïnfecteerd. Na vier operaties besloten de artsen haar rechterarm net boven de elleboog te amputeren.
Hoewel ze ernstig is verminkt, is Ginette dankbaar dat ze nog leeft. „God heeft me de kracht gegeven om vol te houden. Het is Zijn genade dat mijn dochter en ik niet zijn omgekomen.”
Zodra Ginette voldoende is hersteld, mag ze het ziekenhuis verlaten. Waarheen? Echtgenoot Jean Thomas: „Ik heb een onderkomen van lakens gemaakt in een van de tentenkampen in de stad. We moeten nu vooral op God vertrouwen. Wat kunnen we anders doen? Hij alleen kan ons helpen.”
Waarom deze natuurramp nu juist het veelgeplaagde en straatarme Haïti moest treffen heeft Jean Thomas zich niet afgevraagd. „Vragen waarop geen antwoord is, moet je niet stellen.”
Terwijl slachtoffers van de aardbeving in King’s Hospital herstellen van hun verwondingen, gaat het leven in het ziekenhuis –in de meest letterlijke zin– gewoon door. Landy Aimé heeft drie uur geleden haar eerste kindje ter wereld gebracht – een jongetje. Maar ook voor de kleine Ricardo Savoir zal zijn eerste woonplaats een hutje van lakens zijn.