Kernpassages kabinetsbrief
„Het kabinet heeft het rapport van de commissie-Davids leidend laten zijn voor zijn kritische terugblik en het trekken van lessen voor heden en de toekomst (…) en accepteert de beschrijving van de feitelijke gang van zaken.
(…) Het kabinet neemt kennis van de conclusies (…) dat er geen feiten zijn gevonden waaruit zou blijken dat Nederland een actieve militaire bijdrage heeft geleverd en dat bij het besluit tot politieke steun de eventuele benoeming van de heer De Hoop Scheffer tot secretaris-generaal van de NAVO geen rol heeft gespeeld.(…) Op basis van een kritische reflectie zijn lessen geformuleerd die als volgt luiden:
a) (…) Een adequaat volkenrechtelijk mandaat is vereist (…) voor het geven van politieke steun door Nederland in situaties dat andere landen vergelijkbare missies (à la de inval in Irak, red.) ondernemen.
b) (…) Wanneer de inzet van de krijgsmacht betrekking heeft op bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied alsmede de handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde, zal het kabinet de Tweede Kamer zo veel mogelijk langs de lijnen van het Toetsingskader informeren.
c) Het kabinet kan zich voorstellen dat (…) vaker (…) specifieke informatie vertrouwelijk aan de Kamers wordt verstrekt.
e) (…) Hoofdregel is dat de inlichtingendiensten moeten kunnen instemmen met hoe hun rapportage wordt weergegeven in het verkeer met de Kamers.
g) Het kabinet herbevestigt de regel dat ambtelijke notities met afwijkende meningen over belangrijke onderwerpen de politieke leiding dienen te bereiken.
(…) Met de kennis van nu aanvaardt het kabinet dat voor de inval in Irak een adequater volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn geweest.
(…) Het kabinet vindt dat, hoewel er geen rechtsplicht daartoe bestond, het van wijsheid had getuigd indien indertijd via vertrouwelijke informatieverstrekking ook dit deel van het verzoek (van de VS om aanvullende bijdragen, red.) ter inzage was gegeven aan de Kamer.
(…) Het kabinet komt op basis van het vorenstaande tot de conclusie dat de Kamer over een besluit zoals indertijd dat tot uitzending van de Patriots en de begeleidende militairen naar Oost-Turkije, die met het oog op de verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied plaatsvond, langs de lijnen van het Toetsingskader zou moeten worden geïnformeerd.
(…) In retrospectief meent het kabinet dat het beter was geweest wanneer de communicatie met de Kamer meer inzicht had geboden in enerzijds de beschikbare informatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en van de wapeninspecteurs en anderzijds in de vertaling daarvan.”