Buitenland

Er zijn veel Haïti’s in de wereld

Een aardbeving, zoals die in Haïti, heeft afschuwelijke gevolgen, en daar schrikken we van. Maar leren we er ook van? Bij de wederopbouw bijvoorbeeld. Deskundigen zijn pessimistisch. „Atjeh is na de tsunami van 2004 nog even kwetsbaar voor aardbevingen.”

tekst Ab Jansen
5 February 2010 18:36Gewijzigd op 14 November 2020 09:48

De internationale gemeenschap kan er maar niet over uit. Zelfs vijf jaar na de verwoestende tsunami in Atjeh mag iedereen het weten: de omvang van de hulp was gigantisch.De Amerikaan Teddy Boen, ingenieur en gespecialiseerd in aardbevingsresistente woningbouw, slaat een andere toon aan als het gaat om die internationale hulp. In zijn ”Lessons from the Reconstruction of Houses in Aceh, after the december 26 2004 tsunami” hekelt hij de bedroevend lage kwaliteit van de huizen die voor de getroffen bevolking zijn neergezet.

„Het belangrijkste was kennelijk om zo veel mogelijk huizen in korte tijd neer te zetten en ervoor te zorgen dat de geldgevers tevreden zouden zijn over de besteding”, concludeert hij. Het gevolg is dat de huizen die zijn gebouwd allesbehalve aardbevingsbestendig zijn, en dat is een gemiste kans, vindt Boen. „De wederopbouw van Atjeh na de tsunami was een kans om aardbevingsresistente gebouwen neer te zetten, maar dat is niet gebeurd.” Boen zag zijn analyse bevestigd tijdens de aardbeving in Simeulue, van 20 februari 2008, toen een groot deel van de nieuw gebouwde huizen zwaar beschadigd raakte of zelfs instortte.

Zwak bestuur

Ook ir. William Holmes is niet optimistisch als het gaat om de vraag of we leren van aardbevingen. Holmes is voorzitter van de commissie ”Learning from Earthquakes”, een van de vele commissies van het Earth Quake Engineering Research Institute (EERI) in San Fransisco.

„Wat me frustreert is dat wat we weten over het voorkomen van schade bij aardbevingen –en dat is heel veel– niet in praktijk wordt gebracht”, zegt hij. Holmes is ervan overtuigd dat in alle landen die met aardbevingen te maken hadden of nog zullen krijgen –Pakistan, India, China, Turkije, Iran– experts zitten „die precies weten” welke gebouwen kwetsbaar zijn en welke niet. En wat er aan verbeteringen zou moeten gebeuren. „Dan is het triest om te zien dat een groot aantal landen gewoon op de oude voet verdergaat, zelfs als daar al eerder een zware aardbeving was.”

Holmes wijt deze nalatigheid aan zwak bestuur of aan corruptie, al dan niet verworteld in de cultuur van een land. „Als je een gebouw wilt neerzetten, dan houd je een ambtenaar een zak met geld voor en je kunt aan de slag. Dat is een praktijk die in sommige landen diepgeworteld is. Dan is het vervolgens onmogelijk om bouwvoorschriften te laten gelden.”

De Amerikaanse ingenieur geeft toe dat ook overmacht vaak een rol speelt. „In de Turkse stad Istanbul weet het stadsbestuur dat de stad de komende twintig, dertig jaar een aardbeving kan verwachten – het kan ook volgend jaar zijn. Maar ze hebben daar honderdduizenden zwakke gebouwen staan. Alleen al financieel gezien is het onmogelijk om die allemaal aardbevingsproof te maken.”

Zelfs in landen als Japan en Taiwan speelt dit probleem. Deze landen hebben een hoog aarbevingsrisico, maar de seismische technieken zijn er optimaal doorgevoerd. Zo zelfs dat ingenieurs er geen been in zien om in een stad als Tokio of Taipei wolkenkrabbers neer te zetten. De Taiwanese hoofdstad Taipei durfde het zelfs aan om de Taipei 101 te bouwen: een toren van 508 meter. En toch staan er ook in deze steden ontelbaar veel oude gebouwen die tegen de grond gaan zodra een aardbeving plaatsvindt.

Tergend langzaam

India, Turkije, Pakistan en Iran, landen waar de afgelopen jaren zware aardbevingen plaatsvonden, halen het niet bij deze Oost-Aziaten; toch hebben ook daar de regeringen vorderingen gemaakt bij het aardbevingsproof maken van gebouwen, weet Holmes. „Maar de zwakke plek blijven de gebouwen die twintig, dertig jaar geleden zijn neergezet en waaraan niets gebeurt.”

Is er wel overduidelijk sprake van nalatigheid door de overheid, dan kan de internationale gemeenschap nog weinig doen, zegt Holmes. „Als buitenlander heb je er geen gezag. Een land moet zelf tot actie besluiten. Wij kunnen internationale conferenties houden, ingenieurs ter plekke trainen, maar daar blijft het bij.” In diverse landen signaleert hij een geleidelijk proces van verbetering, maar in sommige gaat dat proces „tergend langzaam.” Haïti is daarvan een extreem voorbeeld. „Voordat de aardbeving er toesloeg, waren bouwvoorschriften wel het laatste waaraan men als overheid dacht.” De gevolgen waren ernaar. „Wat ik in Haïti heb gezien aan slechte gebouwen sloeg werkelijk alles. Nog nooit heb ik zulke zwakke constructies gezien.”

Zijn overheden niet in staat om de honderdduizenden oude gebouwen aardbevingsproof te maken (”retrofit” in jargon), dan zouden ze er goed aan doen om in ieder geval ervoor te zorgen dat er adequaat op een ramp kan worden gereageerd. „Haïti bleek zwakke havenfaciliteiten te hebben en slechts één luchthaven die algauw potdicht zat. Wegen werden geblokkeerd, met als gevolg dat de hulp traag op gang kon komen. Laten al die andere Haïti’s in de wereld zichzelf maar eens goed op deze punten nakijken. Dat scheelt straks bij eventuele hulpverlening heel wat slachtoffers.”

Een succesvolle wederopbouw vereist krachtig leiderschap, stelt Teddy Boen. „Autoriteiten die bouwvoorschriften kunnen opleggen en vergunningen weigeren is een must.” Hij voegt eraan toe dat „iedereen in Atjeh wel zag dat juist dit ontbrak.” Bouwvoorschriften waren er ten tijde van de wederopbouw na de tsunami volop in Indonesië, maar ze zijn in Atjeh compleet genegeerd. Kwalijk vindt hij het verder dat de regels sowieso enkel golden voor nieuwbouw. Voor het repareren en versterken van oude gebouwen die waren beschadigd, waren er geen voorschriften en ook geen financiële middelen.

Boen hekelt verder het feit dat in een aardbevingsgevoelig land als Indonesië seismische bouwkunde geen vast onderdeel is van de opleiding. „Seismisch ontwerpen is een keuzevak. Dan kun je het lokale ingenieurs niet kwalijk nemen als ze niet op de hoogte zijn van seismische bouwregels.”


Geleerde lessen

Elk gebouw dat een andere vorm heeft dan een rechthoek loopt extra risico bij een aardbeving, en moet dus extra worden versterkt.

Van groot belang is ”zoneren”: het zorgvuldig in kaart brengen van de breuklijnen onder een stad of gebied, zodat je zicht krijgt op hoe sterk de schokken zullen zijn. Ingenieurs weten dan welke gebouwen wel en welke niet extra versterkt moeten worden.

Populair in Indonesië is de kernwoning: een huis van 36 vierkante meter, dat in de loop van de tijd verder uitgebouwd kan worden. Maar door dat uitbouwen, wordt het huis juist erg kwetsbaar bij een aardbeving.

Een slechte inschatting van benodigd bouwmateriaal is funest voor de veiligheid. Wordt het materiaal schaars en dus prijzig, dan zullen bouwers gaan sjoemelen met materialen.

Modetrends en statusgevoel maken huizen er vaak niet veiliger op. Zo zijn in Indonesië gemetselde huizen met twee verdiepingen populair omdat ze statusverhogend zijn. De bouw vraagt wel goed materiaal en vakmanschap om een aardbevingsbestendig resultaat te krijgen.

In de Iraanse historische stad Bam hebben bestuurders geleerd dat het verstandiger is om een historisch gebouw vooraf aan te passen en minder historisch te laten zijn, dan het onaangepast een aardbeving te laten ondergaan. Veel unieke gebouwen verdwenen namelijk voorgoed door de zware aardbeving in 2003, waarbij 31.000 doden vielen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer