E-maildiscussie over Godsbestaan en Bijbel
De vraag naar het Godsbestaan als voer voor juristen. Advocaat en theoloog mr. drs. J. P. (Jan) de Man en mr. dr. H. (Henk) van der Werf, oud-vicepresident van de rechtbank in Den Bosch, gingen per e-mail met elkaar in discussie over het bestaan van God en de Bijbel en publiceerden hun bevindingen. „Het gesprek had een open einde, maar was naar beide kanten erg verhelderend.”
Twee juristen publiceren e-maildiscussie over bestaan van God en Bijbel.De Man behoort tot de orthodox-hervormde kring en is naast zijn werk als advocaat „kandidaat tot de heilige dienst” in de Protestantse Kerk in Nederland. Van der Werf is jurist en classicus en hield zich onder meer bezig met Cicero en Seneca. Hij was eerst protestants („ik was vrij orthodox, nam de Bijbel letterlijk”), werd later rooms-katholiek (liet zich daar toen overdopen), maar is geëindigd in een vrijzinnige kijk op God.
Hun mailwisseling is deze week gepubliceerd onder de titel ”De plaats van God: menselijk idee of Goddelijke openbaring” (uitg. Free Musketiers, Zoetermeer). Dr. E. P. Meijering, oud-lector theologie aan de Universiteit Leiden, schreef een voorwoord.
Hij vindt het verheugend dat mensen van zo uiteenlopende standpunten met elkaar discussiëren en naar elkaar kunnen luisteren. „De kans dat men elkaar daarbij overtuigt, in de zin dat de ander zijn standpunt wijzigt en zich tot dat van de tegenstander bekeert, is niet groot, maar er is al veel gewonnen wanneer we een inzicht krijgen in de motieven achter onze naar voren gebrachte ideeën.”
Verschilpunten
De mailwisseling laat duidelijk de verschilpunten tussen beide juristen zien. Die betreffen allereerst de Bijbel. Van der Werf ziet de Bijbel als een „puur menselijk boek” en vindt dat het vroege christendom zich schuldig heeft gemaakt aan „gesjoemel” met feiten, waarbij de rechte leer met behulp van macht is doorgedrukt. Hij voelt zich geïnspireerd door het werk van Kuitert en Den Heyer, en vindt dat men ook ds. K. Hendrikse niet als een „godloochenaar” mag wegzetten.
De Man beaamt dat de Bijbel een menselijk boek is, maar tegelijkertijd is het volgens hem een „volledig goddelijk” boek. Het Nieuwe Testament, schrijft hij, is gebaseerd op duidelijke bronnen en verifieerbare getuigenissen, dus is er geen sprake van „corrupte teksten.”
Een ”gelovige atheïst”, zoals ds. Hendrikse zichzelf typeert, is volgens De Man een „innerlijke tegenstrijdigheid.” „Overigens is de doctrine van ds. Hendrikse niet nieuw. Een geloof zonder God is door een bepaalde vorm van vrijzinnigheid reeds van alle tijden voorgestaan.”
Mysterie
Uiteindelijk verschillen beide juristen over hoe zij God definiëren. Voor Van der Werf is God een mysterie, waarover we niets met zekerheid kunnen zeggen, stelt hij. De Bijbel laat zien hoe mensen met het grote mysterie omgaan. Zij geven een religieuze betekenis aan onder meer het mysterie van leven en dood.
Van der Werf: „Dit leven kan niet het gevolg van toevalligheid zijn. Ik was onlangs met mijn vrouw in Tenerife en was daar onder de indruk van de prachtige bergen. We kunnen het mysterie niet precies benoemen. Ik heb een veel vrijer idee van God. We weten het geen van allen precies. Alle theologie noem ik speculatief van aard, omdat zij het mysterie vastlegt in een specifieke vormgeving. Het zou mooi zijn dat we God zouden kunnen kennen, maar dat zit er helaas niet in.”
De Man: „Voor mij is de Schrift een betrouwbare bron over God, een ultieme waarheid die niet voor discussie vatbaar is. Wij kennen zeker ten dele en ik erken zeker het mysterie als we het leven om ons heen zien. Maar dat neemt niet weg dat we een rotsvaste zekerheid hebben over Gods bestaan, dankzij de Schrift. De openbaring is wel breder dan de Schrift. God heeft ons zoveel geopenbaard als Hij wilde bekendmaken aan Zijn schepselen.”
Spreekt u beiden over dezelfde God?
Van der Werf: „Nee, ik denk dat we over een verschillende God spreken.”
De Man: „De goddelijke dimensie hebben we in ieder geval gemeenschappelijk, maar dan scheiden onze wegen. Ik hoop dat Henk ook de God van de Bijbel kent en waarde hecht aan de Bijbel als bron van openbaring. De Heilige Schrift is de levende Stem, viva vox, van God. Daarop rust mijn geloof, niet op wat ik zie of ervaar.”
Van der Werf: „Ik vind de Bijbel een prachtig, inspirerend boek, waarin ik vaak lees, maar het is voor mij maar ‘een’ vormgeving van het mysterie.”
De Man: „Bij die onzekerheid zou ik niet kunnen leven. God heeft Zijn Zoon naar deze wereld gezonden opdat we in Hem zouden geloven. Daar ligt alle zekerheid. Het gaat om de schuld die verzoend moest worden en dat is alleen door het offer van Christus. Dat offer is geen uitvinding van theologen.”
Van der Werf: „De mens stikt van de tekortkomingen, maar ik kan me niet voorstellen dat er na de dood mensen aan een rechter- of linkerkant terechtkomen, of in een soort vagevuur. We gaan op in een mysterie, en dat is het dan. Ik kan me niet voorstellen dat er iets plotselings onredelijks valt te verwachten of dat God de mens zal straffen na dit leven.”
De Man: „Jij bent lange tijd rechter geweest en dan moest je ook een straf of sanctie bepalen als reactie op overtredingen en misdrijven. Zo zie ik de menselijke wetten teruggaan op een hogere dimensie: God als Rechter Die ons oordeelt. Ons bestaan is ten diepste een bestaan van schuld dat om verzoening vraagt.”
Bent u in uw mailwisseling dichter bij elkaar gekomen of is de kloof alleen maar groter geworden?
De Man: „We hebben elkaar kunnen respecteren maar er was een open einde. Misschien dat dit gesprek om een vervolg vraagt. In ieder geval vallen de dingen op hun plaats en worden de standpunten aan beide zijden helder.”
Van der Werf: „Het valt me op dat jij je uiteindelijk beroept op getuigenissen, maar dan loop je volgens mij vast.”
De Man: „Je kunt elkaar niet overtuigen, maar je kunt wel existentieel en vriendschappelijk met elkaar in discussie gaan, op voet van gelijkwaardigheid. Dat is de winst van dit gesprek. Zoiets zouden mensen veel vaker moeten doen.”
Van der Werf: „De lezer moet maar oordelen wie het meest recht doet aan de waarheid. We zijn benieuwd naar zijn reactie.”