„Kandidaat PKN eerst in dienst landelijk kerkverband”
Beroepbare kandidaten in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) moeten vanaf het moment van toelating tot de Evangeliebediening in dienst komen van de landelijke kerk voor een vast basistraktement en de beperkte duur van ten hoogste vijf jaar.
Dat schrijven dr. H. de Leede, oud-rector van het protestants seminarium Hydepark, en ds. D. M. van de Linde, predikant te Rotterdam-Hillegersberg, in het jongste nummer van het blad Woord & Dienst, dat vrijdag verschijnt. Hun voorstel is, zo stellen zij, gebaseerd op een ervaring van vijftien leervicarissen (ds. Van de Linde) en zestien jaar rectoraat van het seminarium Hydepark (dr. De Leede).Volgens de auteurs werkt het „klassieke beroepingswerk” niet meer, zeker niet bij beroepbare kandidaten. „Het is te open voor allerlei oneigenlijke ruis: willekeur, onprofessionaliteit, ongeestelijkheid, onkerkordelijkheid, onrechtvaardigheid ook. Met name de communicatie via internet is fnuikend voor een prudent proces dat het beroepingswerk in de klassieke zin is”, aldus de predikanten. „Bovendien is onze indruk dat vanwege het ‘overschot’ aan kandidaten, ook kerkenraden die het beroepingswerk in de klassieke zin gestalte geven een soort sollicitatieprocedure hanteren, waarbij wellicht uit angst, lange tijd een aantal kandidaten ‘in de race’ gehouden wordt.”
Op grond van dit alles leggen dr. De Leede en ds. Van de Linde een paar „conclusies” voor aan de protestantse synode „met ongevraagd advies”, zoals ze het noemen. Hun centrale stelling is dat de landelijke kerk een krachtiger verantwoordelijkheid moet nemen voor wie zij toelaat, zowel ambtelijk als arbeidsrechtelijk. Als de kerk bij het laatste toelatingsgesprek, het zogenoemde colloquium, ja zegt tegen een kandidaat moet zij ook de verantwoordelijkheid nemen voor de plaatsing van de kandidaat in een gemeente. „Dit vraagt een opwaardering van het colloquium. Of beter gezegd, de erkenning van hetgeen daar werkelijk gebeurt”, aldus de auteurs van het artikel in W&D. „Het „door de gemeente/de kerk en mitsdien door God zelf geroepen zijn” wordt bij het colloquium beantwoord, niet pas bij de bevestiging onder handoplegging op de eerste werkplek”, menen dr. De Leede en ds. Van de Linde. „Daar wordt die roeping bevestigd. Daarom is de bovenplaatselijke kerk ook –als het goed is– ambtelijk (classis, algemene classicale vergadering) aanwezig bij de handoplegging bij deze eerste bevestiging.”
Volgens de predikanten kan de Protestantse Kerk, onder de huidige kerkordelijke regelgeving en arbeidsrechtelijke verhoudingen, deze verantwoordelijkheid niet goed nemen. Daarom stellen ze de synode vijf vernieuwingen voor.
In de eerste plaats moeten beroepbare kandidaten vanaf het moment van toelating tot de Evangeliebediening in dienst komen van de landelijke kerk voor een vast basistraktement en de beperkte duur van ten hoogste vijf jaar. „Wij bepleiten hiermee een verdere stap op de weg naar een centraal werkgeverschap voor een bepaalde geoormerkte groep dienaren der kerk.”
In de tweede plaats moet de kerk een nieuwe vorm van kandidaatsgemeenten creëren. „Door financiële en rechtspositionele maatregelen maakt de bovenplaatselijke kerk (vanuit de regionale kerkelijke structuur te regelen) het aantrekkelijk voor gemeenten, om voor een periode of voor de lange termijn ”kandidaatsgemeente” te zijn.”
Het derde voorstel is dat de kandidaat in die periode begeleiding en nascholing krijgt op het seminarium. Hieruit volgt de stap dat, na de afronding van deze eerste vier jaar, predikant en gemeente moeten beslissen of zij voor een verdere periode met elkaar verdergaan. „Bij een positieve beslissing betekent dit een nieuwe stap voor beide partijen, mede uitgedrukt in een hogere salarisschaal voor de predikant. De predikant komt nu arbeidsrechtelijk onder verantwoordelijkheid van de plaatselijke kerkrentmeesters.”
Als laatste bevelen de auteurs aan dat mochten gemeente en predikant tot de conclusie komen dat het beter is niet met elkaar verder te gaan, de predikant nog één jaar onder dezelfde voorwaarden in dienst blijft van de landelijke kerk.
„Naar onze overtuiging is een radicale oplossing noodzakelijk met het oog op een kerkelijk, gezond en eerlijk personeelsbeleid van de kerk”, zo besluiten zij hun artikel. „Daarmee kan de voor dit ambt en beroep noodzakelijke roeping tot haar recht komen.”