Zoden aan de dijk
Met gevoel voor zelfspot vergelijken de auteurs van ”Zoden aan de dijk” het verschijnen van de ene na de andere canon met een epidemie: canonitis. Toch waagden ze zich aan het samenstellen van een watercanon.
In 25 vensters proberen de schrijvers –in opdracht van staatssecretaris Huizinga– een overzicht te bieden van de voornaamste gebeurtenissen met betrekking tot het bedwingen én profiteren van water.Pioniers kent de Nederlandse watergeschiedenis genoeg. Neem Andries Vierlinghs, nummer 4 in de canon. De bekwame dijkenbouwer ijvert met zijn ”Tractaet van Dyckagie” uit 1598 voor een professionele aanpak van het waterbeheer. Dijkgraven zijn maar profiteurs, vindt hij. Van het dijkwezen hebben ze evenveel verstand als „een zeug van het eten met mes en vork.”
Verschillende iconen uit de waterhistorie passeren de revue: de roemruchte Batavia, waarmee de VOC de Republiek grote welvaart bracht, de waterbouwkundige Johannis de Rijke, die vooral in Japan als een held wordt vereerd. Of Reinier Paping, de legendarische winnaar van de barre Elfstedentocht uit 1963. Ook dat is leven met water.
De meeste aandacht gaat –terecht– naar waterbouwkundige hoogstandjes. De Westfriese Omringdijk, de Schermer, de Afsluitdijk, de Oosterscheldekering en de stuw bij Driel. Voorbeelden van Hollandse innovatiedrang die ons wereldwijd faam bezorgt. Nederland ís waterland.
Alle vakmanschap ten spijt, Nederland ligt nog altijd voor de helft onder de zeespiegel. Dat vraagt blijvend om de handen uit de mouwen, zoden aan de dijk dus.
Zoden aan de dijk. 25 peilingen naar Nederland als waterland, Alfred van Hall e.a.; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 351 34195; 120 blz.; € 25,-.