Balkenende zit met de brokken van Kok
Terwijl een dreigende oorlog, een kabinetsformatie en een verkiezingscampagne zijn constante aandacht eisen, moet Neêrlands jeune premier ook nog eens kunstrijden op het gladde ijs van de kwestie-Margarita. Die kwetsbare positie heeft Balkenende te wijten aan zijn sociaal-democratische voorganger Kok.
Prinses Margarita en haar man Edwin de Roy van Zuydewijn hadden voor Balkenende een beter moment kunnen kiezen. De aanhoudende stroom van publieke aantijgingen die ze voortbrengen tegen de kern van het koningshuis dwingt de relatief onervaren minister-president op een wel zeer ongunstig moment tot actie. Terwijl hij al op diverse borden ingewikkeld simultaan schaakt, dient hij zich in ’s lands belang nu ook te mengen in een onfrisse familievete.
Geen wonder dus dat Balkenende zijn verklaring over de affaire afgelopen woensdag aflegde met een stem die dik was van verkoudheid en met wallen die doen herinneren aan de beste tijden van Kok en Van Mierlo. De kwestie betekent nachtwerk voor de premier en de kans dat hij er zonder kleerscheuren uitkomt, lijkt verwaarloosbaar klein. Het eerste rafelwerk is al zichtbaar nu het kabinet door de advocaat van Edwin en Margarita min of meer is gedwongen tot het maken van excuses.
De BVD, tegenwoordig AIVD geheten, heeft immers wel degelijk onderzoek verricht naar De Roy van Zuydewijn, terwijl de politiek verantwoordelijke minister van Binnenlandse Zaken dat ontkende. Dat gegeven komt -mede door de verklaring van Balkenende- boven op de soms bizarre aantijgingen die Edwin en Margarita lanceerden in NOVA, HP/De Tijd en Der Stern. Voor critici lijken ze die aantijgingen zelfs te onderbouwen. Zij vinden het al onheus dat de BVD ooit studeerde op een aan te trouwen neefje van de Koningin.
De Volkskrant kwam vanmorgen al tot de conclusie dat „objectief is vast te stellen” dat de verklaring die Balkenende woensdagochtend aflegde prematuur zou zijn, „een overhaaste reactie.” Los van de vraag of dit waar is, bewijst het dat de beeldvorming nu al in het nadeel van de premier werkt. Hij is onvermijdelijk partij geworden in een conflict van nationale allure met een eigen dynamiek en een ongewisse uitkomst.
Dat Balkenende partij werd, kan hemzelf echter niet worden verweten. De kwestie heeft een voorgeschiedenis, die zich voor het overgrote deel afspeelde onder de regie van premier Kok, Balkenendes voorganger. Hij was het die in eerste instantie door prinses Margarita en De Roy van Zuydewijn werd benaderd voor arbitrage ten aanzien van hun grieven tegen de koninklijke familie, de staf en de BVD. Dat gebeurde toen nog buiten de publiciteit.
Als rasechte sociaal-democraat -vooral waar het gaat om de waardering van de monarchie- weigerde Kok zich echter in het conflict te mengen. Maar al te graag beschouwde hij de zaak als een familievete waarvoor hij geen politieke verantwoordelijkheid droeg. Het staatsrechtelijke adagium dat het staatshoofd onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn, beschouwde Kok als niet van toepassing.
Achteraf kan dat worden getypeerd als een cruciale taxatiefout. Het echtpaar voelde zich miskend en stapte naar de pers. De interne affaire escaleerde tot een nationale kwestie, waarbij de politiek wel betrokken moest raken. Al was het maar, omdat Koks eigen minister van Binnenlandse Zaken, De Vries, degene was die ten onrechte stelde dat de BVD in het geheel geen gegevens over De Roy van Zuydewijn had.
Kok had de kwestie pragmatisch en achter gesloten deuren kunnen oplossen. Zijn inschatting was echter dat de zaak zo’n vaart niet zou lopen. Dat ging zelfs zover dat hij Balkenende bij de overdracht van alle bevoegdheden niet eens expliciet wees op het bestaan van een dossier-Margarita. En nu zit Balkenende met de brokken.
Overigens had Kok bij dit alles een voorbeeld kunnen nemen aan twee sociaal-democratische voorgangers. Den Uyl nam in 1976 de betrokkenheid van prins Bernhard in de Lockheed-affaire meteen serieus door een commissie van wijzen te benoemen en de zaak bij de wortel aan te pakken. Nog beter had Kok kunnen kijken naar zijn voorganger Drees, die in 1956 de Greet Hofmans-affaire oploste. In tegenstelling tot Den Uyl bij de Lockheed-affaire had Drees de kwestie kunnen beschouwen als een familieaangelegenheid. Hij doorzag echter de intense verwevenheid tussen het persoonlijk wel en wee van de Oranjes en het landsbelang. Na artikelen in de Duitse pers zette hij onverwijld een commissie aan het werk.