Mysterieuze orgelmeester, expressieve muziek
Anthoni van Noordt en zijn ”Tabulatuurboeck”: jaren geleden raakte Jaap den Hertog (58) geboeid door de man en zijn muziek. Na jaren onderzoek heeft de Zeistenaar ongeveer alle grote vragen rond deze mysterieuze orgelmeester beantwoord gekregen.
Het begon toen hij organist was in de gereformeerde gemeente van Hoofddorp, hij was 21 jaar. Tijdens zijn zoektocht naar muziek voor de eredienst, kwam Jaap den Hertog de psalmvariaties van Anthoni van Noordt (ca. 1619-1675) tegen. „Die intrigeerden me. Ik vond ze ongelooflijk moeilijk. Ik kreeg maar geen zicht op het tempo. Bij een van de bewerkingen van Psalm 7 raakte ik een keer helemaal de kluts kwijt.”Hij ging naar het Amsterdamse conservatorium, werd muziekdocent aan hogeschool de Driestar, raakte meer en meer bij het reken- en wiskundeonderwijs betrokken en kwam uiteindelijk bij het Freudenthal Instituut in Utrecht terecht, waar hij het rekenonderwijs voor de basisscholen ontwikkelt.
Maar Van Noordt en de 17e-eeuwse Amsterdamse orgelcultuur lieten hem niet los. Uiteindelijk werden jaren van zoeken en vergaren vorige maand in Leiden beloond, toen Den Hertog een vuistdikke dissertatie over deze materie verdedigde.
Het verhaal van Anthoni van Noordt en zijn ”Tabulatuurboeck” is snel verteld. In 1660 publiceert Van Noordt, dan organist van de Nieuwe Zijdskapel, een bundel orgelmuziek: tien psalmen en zes fantasieën. Hij spaart bij de uitgave kosten noch moeiten. Waarschijnlijk is hij zelf de graveur van de meer dan zestig koperplaten van het boek.
Het lijkt erop dat er maar één exemplaar is gedrukt. „Ik ben geen signalen tegengekomen van meer exemplaren en ook geen signalen van verspreiding van het boek”, zegt Den Hertog. Het éne exemplaar ligt in een bibliotheek van de Poolse stad Krakau.
Wat is nu het bijzondere aan het ”Tabulatuurboeck”? Den Hertog: „Mijn eerste grote ontdekking was dat je Van Noordts psalmvariaties in relatie kunt brengen met de psalmteksten van Datheen. Let eens op de volgorde: Psalm 15, 38, 6, 7, 2, 50, 119, 116, 22, 24. Dat lijkt niet logisch. Maar inhoudelijk is dit zorgvuldig geconstrueerd. Van Noordt wil een boodschap meegeven. Hij begint met de vraag wie „hiernaar” op Gods heilige berg zal verkeren. Om te eindigen met Psalm 24: wie rein van hart en handen is, zal op die heilige berg wonen en blijven.”
Met allerlei muzikale figuren heeft de componist de tekst uitgebeeld, stelt Den Hertog. „Ik kan dat niet bewijzen, maar wel proberen aannemelijk te maken. Bij vers 1 van Psalm 6 tref je een serie uitgeschreven trillers aan. In die tijd staat een triller voor beven, felle emotie. Dat heeft te maken met de ontzetting waarvan sprake is in de tekst. Als je weet dat de zogenaamde figura corta (kort-kort-lang) stond voor opgewondenheid als gevolg van kwaad of verdriet, dan past dat precies bij het begin van Psalm 2, over het razen van de heidenen.”
In de orgelwereld wil men van deze relaties vaak niet weten omdat ze nogal subjectief zouden zijn. „Van Noordts bewerkingen worden vaak benaderd als absolute, objectieve muziek. En zo worden ze ook uitgevoerd. In de late barok, zoals bij Bach, zou de muziek buitengewoon expressief zijn. Daarvoor nog niet. Maar Rembrandts werk benader je toch ook niet als absolute, objectieve kunst? Ieder accepteert dat hij bijbedoelingen had. Dat had Van Noordt ook.”
De doctor pleit dan ook voor een expressieve manier van uitvoeren van Van Noordts werken. „Daarmee doe je recht aan de affecten die hij erin verwerkte.”
Wie speelt volgens hem Van Noordt zoals het hoort? „Bernard Winsemius, Van Noordts verre opvolger als organist van de Amsterdamse Nieuwe Kerk, doet het goed. Niet zozeer op basis van de teksten, maar op grond van de noten. Hij speelt Van Noordt heel dynamisch en expressief.”
Veel over de persoon van Van Noordt is onduidelijk. Maar hoe zou Den Hertog de orgelmeester op grond van zijn onderzoek typeren? „Hij moet een buitengewoon intellectueel man zijn geweest. Zijn composities getuigen van grote inventiviteit en groot vakmanschap. Hij gaat zó gevarieerd en creatief te werk. Motieven gebruikt hij door het hele boek heen meestal maar twee keer.”
De vergelijking met Sweelinck, vijftig jaar eerder organist in Amsterdam, ligt voor de hand. Den Hertog: „Ik vind het ongelooflijk moeilijk om die twee te vergelijken. Sweelinck schreef muziek voor zijn leerlingen; we kennen zijn klaviercomposities ook alleen door de zeef van zijn leerlingen. Van Noordt geeft zijn boek zelf uit, wil een statement afgeven. Daarbij zoekt hij soms de grens op van wat mogelijk is in de oude muziek. Hij schrijft volstrekt polyfoon, terwijl die stijl dan eigenlijk al voorbij is. De enorme creativiteit van Van Noordt kom ik bij Sweelinck in zijn orgelwerken niet tegen – wél in zijn vocale composities. De tijd is bij Van Noordt anders. Nee, Sweelinck en Van Noordt naast elkaar zetten is appels met peren vergelijken.”
*