Biestkens en zijn Bijbel
Een van de gevolgen van de Reformatie was een grote aandacht voor het Woord van God. De Bijbel verscheen dan ook in meer uitgaven. In de zestiende eeuw heeft vooral Luther een belangrijke bijdrage geleverd; zijn vertaling werd in het Nederlands overgezet en bleef lang populair. Onder anderen bij de doopsgezinden en dat dankzij hun Biestkensbijbel.
In 1560 verscheen een Bijbel met onder aan de titelpagina de woorden: „Ghedruct by my Nicolaes Biestkens van Diest”. Het boek is alleen hierom al merkwaardig, omdat het zou uitgroeien tot een lange reeks Bijbeluitgaven die van groot belang zijn geweest voor Nederland. Kwam dat mede doordat de doopsgezinde Nicolaes Biestkens zo’n indrukwekkende persoonlijkheid was? Eigenlijk niet. Sterker nog, het is voor sommigen zelfs de vraag of hij wel echt geleefd heeft.De meningen over Nicolaes Biestkens zijn namelijk verdeeld. Lange tijd nam men aan dat hij uit het Brabantse Diest kwam en rond 1560 in Emden (foto 1) werkzaam was. Vervolgens zou hij eerst naar Hoorn verhuisd zijn, om ten slotte in 1579 in Amsterdam terecht te komen. Hier zou hij rond 1585 overleden zijn.
Maar nee, dat kon helemaal niet, meende een latere onderzoeker, want Biestkens had nooit bestaan! Zijn naam was alleen maar een pseudoniem geweest voor een uitgever die in werkelijkheid Willem Gailliart geheten had en die zo veiliger meende te zijn.
Het prikkelde een derde tot hernieuwd onderzoek en die stelde toen op zijn beurt dat Nicolaas Biestkens toch echt geleefd had en verder dat hij tussen 1558 en 1562 drukker was, net over de grens bij Zevenaar. Vanuit deze betrekkelijk veilige streek zou hij zijn boeken naar Nederland hebben verzonden. Nadat hij in 1562 overleden was, zou de al eerder genoemde Willem Gailliart zijn materiaal overgenomen hebben en tevens Biestkens’ zoon hebben opgeleid. Zoon en kleinzoon Biestkens zouden daarna het drukkersvak in Amsterdam hebben voortgezet en behalve Bijbels ook een aantal liedboeken hebben uitgegeven.
Over hoe het nu werkelijk is geweest, kan hier geen uitsluitsel gegeven worden. Wel mogen we concluderen dat veel van de onduidelijkheid vooral veroorzaakt is door de zware tijden en de vervolgingen waarin de drukker van de Biestkensbijbel heeft geleefd, want omdat het uitgeven van niet-rooms-katholieke Bijbels een levensgevaarlijke zaak was, kon hij niet zo openlijk in het licht treden als hij mogelijk wel gewenst had.
Eerder had Biestkens zich dus ook met de hele Bijbel beziggehouden. Deze Bijbel had niet het grote formaat dat de Statenbijbel later zou hebben: hij was kleiner en dus makkelijker te verbergen. Verder ontbraken natuurlijk de kanttekeningen, maar toch was de uitgave bijzonder omdat er voor de eerste keer in Nederland een versindeling in stond (foto 2). Zo zouden de lezers „terstond” kunnen vinden wat ze zochten. Ook werden er hoofdletters van het alfabet gebruikt om de hoofdstukken nader te verdelen en een register voltooide het geheel.
Nu was Biestkens doopsgezind en het verwondert dan ook niet dat deze Bijbel vooral bij zijn geestverwanten populair geworden is en dat ook lang zou blijven. Het doopsgezinde karakter treedt weliswaar niet altijd op de voorgrond, maar het wordt toch ook niet verzwegen. Dat blijkt bijvoorbeeld als het gaat over het eedzweren. De doopsgezinden waren namelijk felle tegenstanders van het afleggen van wat voor eed dan ook en het valt wel op dat bij het lemma in het register over het eedzweren letterlijk staat: „sweeren en sal men in gheender manieren, noch bij den hemel, noch by der aerden, noch by geenen anderen eedt.”
De Biestkensbijbel mag niet gezien worden als een originele vertaling uit de grondtalen. Voor een dergelijk werk miste men in de doopsgezinde kringen de nodige kennis. De samensteller baseerde zich daarom op de vertaling van Luther, evenals soms op Erasmus en andere overzettingen. Vooral steunde hij op de bekende Bijbel van Liesvelt.
De Biestkensbijbel heeft lang dienst gedaan. In 1642, 1646 en in 1721, dus in de tijd dat de Statenvertaling er was, verschenen er herdrukken. Toch lijkt het erop dat dit eigenlijk de laatste stuiptrekkingen waren, want het werk van Bogerman en de zijnen veroverde bij de doopsgezinden steeds meer terrein. Ook daar raakte men overtuigd van het zuivere gehalte van de Bijbel van de Nederlandse gereformeerden, die zo heel dicht bij de grondtekst waren gebleven. De doopsgezinden gingen vervolgens Statenbijbels kopen en hadden toen ‘hun’ Biestkensbijbels niet langer meer nodig.