Davids: Regie Balkenende ontbrak
Minister-president Balkenende heeft „weinig of geen leidinggegeven aan de debatten over de kwestie Irak.” Het besluit dat Nederland een inval in Irak politiek zou gaan steunen, werd al in augustus 2002, buiten zijn medeweten, genomen door minister De Hoop Scheffer van Buitenlandse Zaken.
Dat concludeert de commissie-Davids in haar dinsdag gepresenteerde rapport. De commissie deed de afgelopen tien maanden onderzoek naar de voorbereiding van en besluitvorming over de politieke steun van Nederland aan de inval in Irak in de periode zomer 2002 tot zomer 2003.Commissievoorzitter mr. W. J. M. Davids stelt in zijn feitelijke, maar over het toenmalige kabinet zeer kritische rapport dat premier Balkenende het dossier Irak „geheel overliet aan de minister van Buitenlandse Zaken.”
De minister-president ging zich pas vanaf januari 2003, twee maanden voor de oorlog in Irak, wel met het dossier bemoeien. „Maar het regeringsstandpunt lag toen al vast.”
Davids zei dinsdag tijdens zijn persconferentie dat de toen nog relatief onervaren Balkenende destijds veel andere, binnenlandse zaken aan zijn hoofd had waarnaar zijn aandacht uitging.
De commissie concludeert dat bij het besluit politieke steun te verlenen aan de oorlog in Irak een eventuele benoeming van minister De Hoop Scheffer tot secretaris-generaal van de NAVO geen rol heeft gespeeld.
Evenmin heeft de commissie aanwijzingen gevonden dat de politieke steun aan de inval „was gemotiveerd door Nederlandse handelsbelangen.”
De keuze voor politieke steun aan de inval was al ruim voor aanvang van de formatiebesprekingen tussen CDA en PvdA gemaakt. Die begonnen in januari 2003. „De commissie is gebleken dat het onderwerp Irak formeel geen deel heeft uitgemaakt van de formatieonderhandelingen tussen CDA en PvdA in 2003. De partijleiders Balkenende en Bos hebben geen duidelijke afspraak gemaakt over de door de PvdA te verlenen steun aan het besluit van het kabinet om politieke steun uit te spreken voor een inval in Irak.”
Volgens de commissie heeft het kabinet de legitimatie van een inval in Irak „ondergeschikt gemaakt” aan het al genomen besluit een eventuele oorlog politiek te gaan steunen.
Voor die oorlog boden de Veiligheidsraadresoluties over Irak uit de jaren negentig „geen volkenrechtelijk mandaat”, aldus Davids en de zijnen. Die conclusie botst met de visie van het toenmalige kabinet, dat het samenstel van VN-resoluties voldoende achtte om een militaire inval te rechtvaardigen. Een expliciete resolutie die geweld tegen Irak rechtvaardigt, achtte het kabinet toen wel politiek wenselijk, maar niet noodzakelijk.
Davids schrijft overigens dat Nederland met de inval in Irak een ander doel had dan de VS en Groot-Brittannië. Nederland was niet –zoals de VS– uit op een regimeverandering in Irak, maar op ontmanteling van het vermeende Iraakse arsenaal aan massavernietigingswapens.
Regimeverandering was echter een onvermijdelijke consequentie van de oorlog, stelt Davids. „Een zekere onwaarachtigheid was derhalve niet vreemd aan het Nederlandse standpunt.”
De commissie-Davids heeft geen bewijs gevonden voor de beweringen dat Nederland een actieve militaire bijdrage heeft geleverd aan de (voorbereiding van) de inval in Irak.
Nederland heeft indertijd, op 15 november 2002, wel een verzoek ontvangen van de VS om mee te werken aan de planning van de opbouw van een militaire macht die Irak tot toegeven aan VNresolutie 1441 moest dwingen.
Davids zei vanmorgen dat het kabinet de Kamer over dat verzoek „niet volledig heeft geïnformeerd.” Aan een oordeel over de vraag of de Kamer te veel informatie is onthouden, waagde hij zich niet. Dat laat hij over aan de politiek.
Davids stelt in zijn rapport dat de Nederlandse inlichtingendiensten AIVD en MIVD steeds genuanceerder over de situatie in Irak en de dreiging van massavernietigingswapens hebben bericht dan de kabinetsleden deden in hun communicatie met de Kamer.
De betrokken ministers en departementen lieten de nuanceringen die de inlichtingendiensten aanbrachten, structureel weg. „Van kabinetszijde werden slechts die uitspraken gedestilleerd die pasten in het reeds ingenomen standpunt.”
Premier Balkenende, die het rapport dinsdagochtend iets over tienen door Davids kreeg overhandigd, kon er nog niet direct op reageren. Hij kende de inhoud van het rapport nog niet.
De meeste fracties konden dinsdag ook nog geen reactie geven. Zij willen het rapport eerst grondig bestuderen.
Enkele oppositiepartijen wisten gisteren echter al te melden dat ze geen genoegen nemen met het werk van Davids. SP, GroenLinks en D66 houden vast aan hun wens om een parlementaire enquête in te stellen. „De commissie moet wel heel veel vragen beantwoorden, willen wij niet nog een enquête nodig vinden”, aldus GroenLinkser Peters.
Ook voor PvdA-senator De Vries, die tientallen vragen stelde over de inval in Irak, is de kwestie Irak na vandaag nog niet afgedaan. „Het kan niet zo zijn dat de regering de beantwoording van vragen vanuit het parlement aan de commissie overlaat. Ik verwacht antwoord van de regering.”
De Tweede Kamer heeft vooralsnog gekozen voor een uitgebreide behandeling van het rapport-Davids. Binnen enkele dagen wordt een inhoudelijke reactie van het kabinet verwacht.
Volgende week dinsdag spreekt de vaste Kamercommissie voor buitenlandse zaken met Davids en de zijnen. Daarop zou het
debat moeten volgen. Wanneer dat plaatsvindt, is nog onbekend.
PvdA-fractievoorzitter Hamer hoopt dat het debat snel kan komen. Als er daarna nog vragen blijken te zijn, zou er eventueel nader onderzoek kunnen volgen, zei Hamer vanmorgen voor de RTL-camera.