Shell zorgt voor waterstof en het tankstation, terwijl GM voertuigen die op deze brandstof lopen ter beschikking stelt. Op die manier hopen beide bedrijven in de dagelijkse praktijk kennis op te doen over de toepassing van waterstof in auto’s. Bovendien werken GM en Shell samen om kennis met elkaar te delen en de ontwikkeling van waterstofauto’s bij de politiek te stimuleren.

De nieuwe brandstof heeft als voordeel dat hij de uitstoot van schadelijke gassen reduceert tot nul. Bij een auto op waterstof komt slechts waterdamp uit de uitlaat. De auto’s zijn feitelijk elektrische voertuigen met een eigen, kleine elektriciteitscentrale aan boord. Deze minicentrale, ook wel brandstofcel genoemd, wekt elektriciteit op uit waterstof en zuurstof.

Nadelen heeft waterstof volgens critici echter ook. Het is zeer brandbaar en dat stelt hoge veiligheidseisen aan zowel het pompstation als de techniek in de auto. D. Huberts, de directeur van de waterstofdivisie van Shell, benadrukte woensdag dat Shell graag wil laten zien dat „het voltanken van een auto met waterstof net zo eenvoudig en veilig is als bij normale benzine.”

Shell en GM werken al jaren aan de toepassing van waterstof in automobielen. Zo heeft Shell ook in Japan en IJsland projecten op dit gebied lopen. Bovendien begint in de loop van dit jaar een Europese proef met drie bussen op waterstof in Amsterdam waar Shell aan meewerkt. De kans is echter klein dat op korte termijn overal waterstof getankt kan worden. De grootschalige marktintroductie van elektrische auto’s met waterstof en brandstofcel laat nog zeker twintig jaar op zich wachten, zo liet Shell-topman Van der Veer zich in september nog ontvallen.