Muziek

Leven met liederen

Nederlanders in de 17e eeuw zongen van wieg tot graf. Liedboeken waren een vast onderdeel van hun dagelijks leven, laat dr. Natascha Veldhorst in haar nieuwste boek zien.

tekst Jaco van der Knijff
6 January 2010 07:33Gewijzigd op 14 November 2020 09:32
Zingend door het leven. Het Nederlandse liedboek in de Gouden Eeuw, Natascha Veldhorst; uitg. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2009; ISBN 9789089641465; 178 blz.; € 29,50.
Zingend door het leven. Het Nederlandse liedboek in de Gouden Eeuw, Natascha Veldhorst; uitg. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2009; ISBN 9789089641465; 178 blz.; € 29,50.

Zingend door het leven, zo typeert de Nijmeegse universitair docente het bestaan van een 17e-eeuwer. Het tekent ook haar eigen bestaan. Tenminste, tot voor kort. „Heel lang deed ik die twee dingen naast elkaar: zingen en schrijven. Ik combineerde mijn studie Nederlands met een zangstudie aan het conservatorium.”Op de universiteit werd ze door sommigen aangeduid als Tesselschade Roemer Visscher, de 17e-eeuwse dichteres die zo mooi kon zingen. „Ik zong toen ook veel repertoire uit die periode. Altijd had ik muziek in m’n hoofd.” Sinds ze fulltimedocent en onderzoeker is aan de Radboud Universiteit, is het musiceren op een laag pitje komen te staan. Maar met het onderwerp van haar boek komt het allemaal weer heel dichtbij: in de gouden eeuw leefde vrijwel iedereen met het lied.

Veldhorst (38) is de eerste die een overzicht geeft van „een interessant cultuurhistorisch fenomeen.” Er is veel geschreven over de liedcultuur en over afzonderlijke liedboeken. „Maar er bestond nog geen samenvattende studie over het liedboek. Tijdens het schrijven van m’n proefschrift, over muziek op het 17e-eeuwse toneel, liep ik tegen die leemte aan.”

Zoals de 21e-eeuwer met z’n mp3-speler op ieder moment passende muziek bij zich heeft, zo had de 17e-eeuwer altijd muziek op zak. Letterlijk: door een liedboekje bij zich te dragen. Hét verschil: nu luisteren we passief, in de gouden eeuw was men zelf actief.

Paartjes die het bos in trokken, kransen vlechtende dames, gezelschappen die een uitstapje maakten met boot of wagen: altijd gingen de liedboekjes mee. Op rijke bruiloften gingen zilveren dienbladen rond met daarop liedboekjes voor de gasten.

Jonge vrouwen in de Zaanstreek kwamen bij elkaar om uit ”mopsjes” te zingen: kleine, vaak luxe liedboekjes, die vervoerd werden in een zogeheten mopsjestrommel. Bundels, zowel kleine handzame als grotere luxe exemplaren, waren dan ook een geliefd cadeau voor met name vrouwen.

Nederland was uniek in die tijd, zegt Veldhorst. „Het exceptioneel grote aantal is vergeleken met andere landen uitzonderlijk. Het regende hier liedboeken.”

Met die ontelbare liederen in bundels, op liedbladen en in handschriften leefde men: ter vermaak, maar vooral ook ter geruststelling. „Draagbare muzikale troost”, noemt Veldhorst het. „Ze zongen zich moed in. De liedboeken vormden een apotheek voor de geest. Met muziek van nu is dat trouwens niet anders.”

In kerkelijke kring was men vaak niet blij met de liedboekjes waarmee vooral de jeugd rondliep. Vanwege de wereldse en vaak amoureuze inhoud. Daarom presenteerden sommige schrijvers van geestelijke liederen hun eigen bundels, als een soort reddingsboei − het religieuze lied bij wijze van tegengif. Vooral ds. Willem Sluiter ging heftig tekeer tegen alle „onreyne ende onkuysche liedekens” en vervaardigde zelf zijn bundels: liederen op vaak nieuw gecomponeerde, nog onbesmette melodieën.

Dé tegenhanger van al die wereldse bundeltjes vormde ”Stichtelycke rymen” van Dirck Rafaelsz Camphuysen. Veldhorst: „Het was het meest verkochte en vaakst gebruikte liedboek in de 17e eeuw. Camphuysen was remonstrants, maar zijn liederen waren ook bij gereformeerden en rooms-katholieken in zwang. Heel opvallend: op dat terrein was de tolerantie groot. Men streed gezamenlijk tegen het wereldlijk repertoire.”

Zingen was een tweede natuur voor de 17e-eeuwer. „Dat vocale gemak en die talige vrijheid zijn we in de loop van de 20e eeuw kwijtgeraakt”, stelt Veldhorst. „Vooral onder invloed van radio en tv. Wij zingen nog wel, maar vooral buitenshuis: in koren en op festivals, en verder alleen nog met sinterklaas, Kerst en op bruiloften. Het is niet meer geïntegreerd in ons dagelijks bestaan.”

Of ze dat betreurt? „Ik heb niet echt heimwee naar de gouden eeuw. Maar dat veel kinderen zelfs niet meer kúnnen zingen, dat is wel jammer, ja.”

Zingend door het leven. Het Nederlandse liedboek in de Gouden Eeuw, Natascha Veldhorst;

uitg. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2009; ISBN 9789089641465; 178 blz.; € 29,50.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer