Stalin roept nog steeds tegenstrijdige emoties op
woensdag precies vijftig jaar geleden overleed de Georgiër Josif Vissarionovitsj Djoegasjvili, beter bekend als Sovjet-leider Josef Stalin. Zijn dood markeerde het einde van een lange periode van politieke terreur, die vele miljoenen burgers in de Sovjet-Unie het leven heeft gekost.
Vrijwel iedere inwoner van Rusland van boven de zestig jaar herinnert zich de dag van Stalins bijzetting in het Mausoleum nog als de dag van gisteren. Precies om twaalf uur ’s middags klonken van Kaliningrad tot Vladivostok en van Moermansk tot Doesjanbe kanonschoten.
Aan alle openbare gebouwen hingen de rode Sovjetvlaggen uit met daaraan een zwarte rouwwimpel. Iedereen onderbrak zijn werk en nam zijn pet af. De bevolking nam massaal afscheid van de Sovjetleider, die haar meer dan dertig jaar in zijn totalitaire macht had gehad.
„Rijen en nog eens rijen huilende mensen”, herinnert Stalins kleindochter Galina Dzjoegasjvili zich. „En toen ik de emotionele tonen van Tschaikovski’s zesde symfonie -de Pathétique- hoorde, kon ik uiteindelijk ook mijn tranen niet meer bedwingen.”
„Het was enorm druk” herinnert oorlogsveterane Lidija Mogoerova zich. Zij was naar het centrum van Moskou gegaan om een glimp van de begrafenisstoet op te vangen. „En we vroegen ons allemaal af hoe we nu verder moesten leven zonder onze vader.”
Stalins heerschappij had zich gekenmerkt door terreur en angst. Toch was in maart 1953 de bevolking massaal in rouw gedompeld. Zelfs degenen wier kinderen, ouders, vrienden of collega’s slachtoffer waren van de Stalin-terreur, deelden in dit verdriet. Ook voor hen leek de wereld totaal te zijn ingestort.
Nogal wat burgers waren er in die tijd van overtuigd dat de Veliki Vozjd (grote leider) niets afwist van de grootschalige terreur tegen zijn bevolking. Dankzij een jarenlange politiek van censuur en verfijnde persoonsverheerlijking was het beeld ontstaan van een zeer toegewijde vader des vaderlands, die alles voor zijn volk over zou hebben.
Met honderdduizenden tegelijk trokken ze naar het Huis van de Unie nabij het Kremlin, om een glimp op te vangen van de daar opgebaarde Sovjetleider. Velen zouden nooit de baar bereiken vanwege de enorme chaos die in de Russische hoofdstad was ontstaan door de onverwachte toeloop. In het gedrang kwamen uiteindelijk vele honderden mensen, volgens de laatste schattingen zelfs meer dan 2000 bezoekers om het leven.
Precieze gegevens zijn niet bekend. De autoriteiten hadden ooggetuigen verboden om over de gebeurtenissen te spreken - op straffe van vervolging. Ook rondom Stalins overlijden bestaan nog steeds veel onduidelijkheden, evenals rondom de opvolgingsstrijd die losbarstte na dood van de dictator. Deze strijd bereikte al snel een climax met de executie van Stalins veiligheidsdienstchef, Lavrenti Beria.
Jarenlang lag er in Rusland een taboe op de snel na zijn dood in ongenade gevallen dictator. Pas het laatste decennium is het mogelijk geworden openlijk te spreken over en onderzoek te doen naar de periode Stalin. Maar veel ooggetuigen zijn inmiddels overleden, terwijl lang niet al het archiefmateriaal toegankelijk is.
Vandaar dat pseudo-historici zoals Edvard Radzinski met weinig moeite smeuïge verhalen gepubliceerd krijgen met daarin vergiftigingscomplotten en andere niet bewezen theorieën, die vooral door de westerse pers gretig worden opgepakt.
Op basis van onlangs beschikbaar gekomen archiefmateriaal worden deze theorieën niet onderschreven. De meest recente publicaties in de Russische pers en documentaires op de Russische televisie tonen aan dat de meeste historici het erover eens zijn dat Stalin aan een natuurlijke dood is gestorven, aan een hersenbloeding op zijn datsja, zijn buitenverblijf.
Wel heerst er verschil van mening over de vraag waarom de Sovjetleider pas anderhalve dag na zijn hersenbloeding medische hulp heeft gekregen. Volgens bijvoorbeeld de historicus Anatoli Soedoplatov is dit een bewuste keuze geweest van Stalins naaste medewerkers Georgi Malenkov, Lavrenti Beria en Nikita Chroesjtsjov.
De meeste historici houden Stalin persoonlijk verantwoordelijk voor de politiek van dood en verderf die Rusland tussen eind jaren twintig en begin jaren vijftig in haar greep had. Tijdens Stalins heerschappij was niemand zijn leven zeker, zelfs niet de naaste medewerkers van de Sovjetleider en hun familieleden.
Onder het mom van de meest fantastische beschuldigingen verdwenen er miljoenen kameraden en partijloze burgers in de kampen van de Goelag (systeem van concentratiekampen) of werden ze direct geëxecuteerd. Ook de echtgenotes van bekende Sovjetregeringsleden als minister van Buitenlandse zaken Vjatsjeslav Molotov en president Michail Kalinin zaten tijdens het hoogtepunt van hun politieke carrière opgesloten in een kamp.
Maar niemand durfde deze situatie bij Stalin aan de kaak te stellen, uit angst zelf het volgende slachtoffer te worden. Stalins geheime politie -de NKVD- was oppermachtig en haar chef Lavrenti Beria alom gevreesd. Pas toen ruim een halfjaar na Stalins dood ook Beria het leven liet -geëxecuteerd in opdracht van Malenkov en Chroesjtsjov- nam de angst voor vervolging voelbaar af.
Ook familieleden en sommige naaste medewerkers van Stalin leggen in uitgebreide interviews de afgelopen weken in de Russische pers de nadruk op de kwalijke rol van Beria, hoewel ze vaak allang voor zijn aantreden zelf slachtoffer waren van Stalins repressie.
Vooral de familie van zijn vrouw Nadezjda Alliloejeva moest het ontgelden. Volgens historicus Boris Ilisarov heeft vooral Alliloejeva’s zelfmoord in 1932 een katalyserende werking hierop gehad. Overigens was het na de dood van Stalin vooral zoon Vasili die te lijden had onder vervolging. Uit recent vrijgegeven archiefdocumenten blijkt dat Chroesjtsjov persoonlijk hiertoe opdracht had gegeven.
Juist omdat de persoon Stalin zoveel tegenstrijdige emoties oproept, heeft de Russische overheid zolang mogelijk getracht een tentoonstelling over hem te voorkomen. Pas ter gelegenheid van zijn vijftigste sterfdag heeft ze het Museum voor de Nieuwste Geschiedenis -het voormalige Revolutiemuseum- hiervoor toestemming gegeven.
Onder de titel ”Mens en symbool” toont het museum in twee zalen twee kanten van de Sovjetdictator. In één zaal is aandacht voor de terreur en angst onder zijn heerschappij, inclusief foto’s en brieven uit de Goelag. De andere zaal toont de verheerlijking van de leider, waaronder kleurige schilderijen en servies met zijn afbeelding, mooie woorden over de prestaties van het Sovjet-volk en de vele cadeaus die Stalin ontving tijdens zijn meer dan 25-jarige leiderschap.
Het meest opvallende is een cadeau van de arbeiders van de Kosjakov-fabriek ter ere van de zeventigste verjaardag van Stalin: een collectie poppen gesierd met een rode sjerp met daarop de tekst ”Dank u, Stalin, voor onze gelukkige jeugd”. Indien je de andere zaal niet had gezien, was deze tekst inderdaad geloofwaardig geweest.
Helaas weigeren nog steeds veel Russen kennis te nemen van de inhoud van de andere zaal, en blijven ze zodoende geloven in de onaantastbaarheid van kameraad Stalin.