Vergoeding onbelast vanwege goede naam
Een schadevergoeding die wordt ontvangen van de (voormalige) werkgever is onder bepaalde omstandigheden onbelast. En dat kan ook gelden voor vergoedingen bij onvrijwillig ontslag. Maatschappelijke overwegingen, zoals de hoogte van het salaris of de schadevergoeding, spelen bij de beoordeling hiervan op zichzelf geen rol.
Een schadevergoeding is onbelast als de vergoeding is toegekend voor het verlies aan arbeidsvermogen van de werknemer, betrekking heeft op pijn en gederfde levensvreugde, of strekt ter betering van eer en goede naam. Is de schadevergoeding toegekend voor een verlies van inkomen, dan is deze echter belast. Dit moet allemaal per geval worden beoordeeld en het zou zelfs kunnen voorkomen dat een schadevergoeding deels belast en deels onbelast is.Op 10 november heeft de rechtbank in Haarlem geoordeeld in een zaak van een statutair medisch directeur die een schadevergoeding had gekregen. De werkgever had de directeur na een publicitaire storm over de hoogte van zijn salaris abrupt opzijgezet en bij de kantonrechter ontslag aangevraagd.
De kantonrechter had het ontslagverzoek van de werkgever echter niet ingewilligd en was van oordeel dat de werkgever geen of onvoldoende blijk had gegeven van goed werkgeverschap. Bovendien had de werkgever de door de directeur gevraagde langere bedenktijd over contractuele aanpassingen geweigerd.
De werkgever had bij een afweging van de betrokken belangen ten onrechte de algemene kritiek van derden zonder meer laten voorgaan boven de belangen van de werknemer (directeur). Van een werkgever mag worden verwacht dat deze een publicitaire storm echter trotseert.
Immateriële schade
De contractuele verplichtingen jegens de werkgever hadden zwaarder moeten wegen. Hij had ten opzichte van de werknemer (de directeur) ook minder vergaande maatregelen dan beëindiging van het dienstverband kunnen overwegen.
De werkgever en de directeur kwamen vervolgens in 2004 overeen dat de directeur formeel tot zijn pensionering in dienst zou blijven, maar dat hij geen werkzaamheden meer zou verrichten. De directeur eiste daarbovenop een vergoeding van 75.000 euro voor aantasting van eer en goede naam. Bij het overleg tussen de advocaten werd uiteindelijk een bedrag van 50.000 euro overeengekomen.
Vervolgens rees er een geschil met de inspecteur over de belastbaarheid van deze vergoeding.
De inspecteur stelde dat de schadevergoeding haar grond vond in de dienstbetrekking en daarom belast loon vormde. En daarom moest de directeur opnieuw naar de rechter. Nu stond echter niet zijn werkgever, maar de belastinginspecteur tegenover hem.
De rechtbank in Haarlem was van oordeel dat de schadevergoeding volledig onbelast was. De rechtbank onderschreef het oordeel van de kantonrechter en vond het aannemelijk dat der sprake is geweest van negatieve publiciteit waardoor de directeur in zijn eer en goede naam is aangetast en dat hij dus immateriële schade heeft geleden. De rechtbank was van mening dat de directeur door de publicaties mogelijk als ”graaier” werd gezien.
Niet steekhoudend
De inspecteur voerde diverse argumenten aan voor zijn stelling dat de schadevergoeding belast zou zijn.
De rechtbank vond deze niet steekhoudend, gezien de door de kantonrechter vastgestelde feiten en zijn oordeel over het werkgeverschap. Verder wees de rechtbank erop dat de arbeidsovereenkomst niet was ontbonden en dat salaris en pensioenpremies werden doorbetaald. Daardoor kon de schadevergoeding geen betrekking hebben op derving van inkomsten of pensioenaanspraken uit de arbeidsovereenkomst.
De inspecteur stelde ten slotte nog dat het bedrag van 50.000 euro te hoog zou zijn om volledig als onbelaste immateriële schadevergoeding te kunnen worden aangemerkt. De rechtbank was het hier niet mee eens, omdat zelfs 75.000 euro was geëist voor immateriële schade. Pas na mondeling overleg tussen de advocaten was een vergoeding van 50.000 euro overeengekomen. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat dit bedrag in de gegeven omstandigheden ongebruikelijk of te hoog was.
Op basis van alle feiten en omstandigheden kwam de rechtbank tot het oordeel dat de overeengekomen schadevergoeding strekte tot verbetering van eer en goede naam van de directeur en niet haar grond vond in de dienstbetrekking. De volledige schadevergoeding was daardoor onbelast.
Zorgvuldig
Vanuit maatschappelijk oogpunt valt er natuurlijk nog veel meer te zeggen over deze zaak. Maar duidelijk is in ieder geval dat de rechters deze zaak met name op zijn juridische merites beoordelen.
Maatschappelijke overwegingen (zoals de hoogte van het salaris) worden niet uit het oog verloren, maar een werkgever behoort zich volgens de rechter jegens zijn werknemer –directeur of niet– zorgvuldig op te stellen.
De auteur is werkzaam bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV. Reageren aan scribent? fiscaliteiten@refdag.nl.