Honger
„Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid…”Mattheüs 5:6
Het voornaamste is dat de mens niet inziet dat hij een verdoemelijk schepsel is en in een verworpen staat is. Hij ziet niet dat hij zijn zonden niet wil belijden en zijn hart niet wil breken. Hij wil niet naar de fontein van Jezus’ bloed gaan en zich aan Hem overgeven. Hij zegt niet: „Kom, Heere Jezus, en geef mij genezing, opdat de beenderen die Gij verbrijzeld hebt, zich mogen verheugen.”Het hart van de hongerige ziel probeert te eten van dit Brood. Het heeft ernaar gezocht en begeert Hem te hebben tot voedsel. O, roept zo iemand, weg met de draf van de zwijnen. Ik wil naar het huis van mijn Vader gaan. Daar is verzadiging van vreugde, eeuwig en altoos. O, waar ben ik geweest, door zolang zonder Hem te zijn. Uw gerechtigheid is mij dagelijks tot spijs en drank.
Ik vertrouw erop dat ik duidelijk genoeg ben geweest over wie niet hongerig is en wie wel. David had een bijzondere honger tot de liefde van zijn God. Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God.
Edmund Calamy, predikant te Londen
(”De ware hongerige ziel”, 1660)