Weeralarm krijgt nieuwe opzet
Het KNMI gaat het weeralarm anders opzetten. Voortaan geeft het weerinstituut een alarm per regio en pas bij 90 procent kans op extreem weer.

Dat heeft staatssecretaris Huizinga (Verkeer en Waterstaat) vanmorgen bekendgemaakt. De nieuwe opzet moet de kans op vals alarm verminderen en zo het maatschappelijk draagvlak voor het weeralarm vergroten.Ook de procedure om tot een weeralarm te komen verandert. Zo krijgen commerciële weerbedrijven inspraak. Ook worden organisaties als de ANWB en het Korps landelijke politiediensten betrokken bij de inschatting van de te verwachten ontwrichting van de samenleving als gevolg van het buitengewone weer.
Om mensen toch tijdig te waarschuwen voor extreme weersomstandigheden introduceert het KNMI het begrip ”waarschuwing voor extreem weer”. Het weerinstituut geeft zo’n waarschuwing bij weersomstandigheden die extreem zijn, maar (nog) geen weeralarm rechtvaardigen.
Sinds 1999 heeft het KNMI 47 keer een weeralarm uitgegeven. In 21 procent van de gevallen bleek dat achteraf onterecht, in 15 procent van de gevallen kwam het alarm te laat. Dat kwam het instituut op veel kritiek uit de samenleving te staan.
Zo uitte CDA-Tweede Kamerlid Atsma gisteren opnieuw kritiek op de alertheid van het KNMI. „Het hele land was al gealarmeerd”, zei hij in reactie op het weeralarm dat het KNMI gistermorgen uitgaf. Atsma liet zich donderdag ook al afkeurend uit over het weerinstituut, omdat het een dag eerder een weeralarm achterwege liet.