Irak is weggezakt in diepe ellende van derdewereldland
Een poster op de internationale luchthaven Saddam van Bagdad prijst een staatsinternetbedrijf aan dat „de wereld in je handen zal leggen.” Een toeristisch tijdschrift doet verslag over op Versace geïnspireerde kapsels, over het ”Congres der Ontwaking” om het toerisme nieuw leven in te blazen en heeft tips voor wie gids wil worden.
In het historisch museum van Bagdad wijst een leraar een aantal kleuters op gipsen poppetjes. Een ervan stelt een klein jongetje voor dat besneden wordt volgens de regels van de islam. „Vroeger gebruikten ze nog ruw gereedschap”, zegt de leraar, „maar tegenwoordig, in het moderne Irak, gebruiken we elektrische instrumenten en word je verdoofd.”
Twaalf jaar nadat de Verenigde Naties de strengste sancties ooit instelden om Irak te straffen voor de invasie in Koeweit, is de eens zo geavanceerde maatschappij met de op een na grootste olievoorraad ter wereld weggezakt in de diepe ellende van een derdewereldland. Toch houdt het land de illusie in stand dat het een toeristisch lustoord is, een culturele smeltkroes en een moderne staat.
Helaas verbergt die façade een harde werkelijkheid. Maar weinig Irakezen hebben computers, verdoving is peperduur en toeristen zijn er helemaal niet, op een enkele Arabier of avontuurlijke Oost-Europeaan na.
Door de sancties kan Irak niet meer zomaar olie verkopen. Bagdad kreeg de mogelijkheid om onder toezicht van de VN eenmaal voor 1,6 miljard dollar ineens aan olie te verkopen, om zo voedsel en medicijnen te kunnen betalen. Irak weigerde koppig, omdat het de soevereiniteit van het land zou aantasten.
Inmiddels ligt het land, waar de wieg van beroemde beschavingen heeft gestaan, in puin. De leidingen voor elektriciteit en water zijn verwoest. Wegen, bruggen en regeringsgebouwen zijn gebombardeerd. Rioleringen lopen over en vuilnis wordt niet meer opgehaald. Op dit moment is 2000 dinar amper een euro waard, de economie stelt weinig voor.
Er is maar weinig over van het Irak van voor 1991. De enige in het oog springende kenmerken zijn overblijfselen van lang vergane glorie, ruïnes van de Babylonische en Sumerische beschaving. Amper een generatie geleden leek Bagdad klaar voor een renaissance. Kunstenaars, schrijvers en arbeiders uit verpauperde delen van de Arabische wereld trokken allen naar Bagdad. Het gezegde luidde: „Caïro schrijft, Beiroet publiceert en Bagdad leest.”
Niemand wist hoe lang de sancties zouden duren. De meeste Irakezen leefden van hun spaargeld en voedselrantsoenen van de regering. Woekeraars doken op die gesmokkeld voedsel voor buitensporige bedragen verkochten. Maar terwijl de bevolking rammelde van de honger, bleef Saddam op grote voet leven. Meer dan een miljard dollar spendeerde hij aan paleizen en luxueuze buitenverblijven, waaronder een villa aan de rand van een meer, vier keer groter dan het Witte Huis.
Na drie jaar sancties werd de voedselbedeling met 40 procent verminderd omdat de oogst was mislukt. Boeren hadden geen geld om hun machines te repareren. De invoer van medicijnen, waarmee ooit jaarlijks zo’n 500 miljoen dollar was gemoeid, droogde bijna volledig op. Wegwerpspuiten, röntgenfoto’s en banden voor ziekenwagens werden schaars. Patiënten bestormden apotheken om aan medicijnen te komen en ondervoeding verspreidde zich razendsnel.
In 1994 maakte de Iraakse regering bekend dat het sterftecijfer bij kinderen tot 5 jaar was verdrievoudigd tot 29.558 in zeven maanden tijd. Het onderwijssysteem, ooit een van de beste in het Midden-Oosten, lag in duigen. Analfabetisme steeg tot 42 procent van de bevolking. Schooldaken stortten in, kapotte ramen werden niet meer vervangen. Veel ouders haalden hun kinderen van school om te gaan werken als timmerman of monteur. Leraren probeerden hun boeken op straat te verpatsen. Iedereen probeerde alles om maar aan een beetje geld te komen. Dieven en bedelaars doken plots overal op.
Eind 1996 besloot Saddam om dan toch in te stemmen met het olie-voor-voedselprogramma van de VN. Het gaf de bevolking de kans om een beetje op krachten te komen. Sindsdien hebben de rantsoenen van rijst, bloem, thee en suiker de dagelijkse dosis calorieën verdubbeld tot 2100 per persoon. Er is nu chlorine om het water te zuiveren en ziekenhuizen hebben de hoogstnodige medicijnen in voorraad, net zoals verdoving, al kost dat een vermogen voor de gewone Irakees. Smokkelwaar helpt ook een handje. Er wordt geschat dat de smokkel van olie uit Irak ongeveer een miljard dollar per jaar oplevert.
Wie geven de Irakezen zelf de schuld van hun ellende? Het is moeilijk om zoiets te weten te komen in een land waar niemand ook maar iets tegen de regering durft in te brengen. In het openbaar zeggen ze het slachtoffer te zijn van het Westen, van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië.
Buiten Irak laait nu en dan de discussie op of de sancties wel moreel verantwoord zijn. Maar tot nu toe is het bij praten gebleven. De sancties waren oorspronkelijk bedoeld om Saddam in het gareel te houden. Maar intussen zijn de voedselrantsoenen het middel geworden waarmee de dictator zijn volk onder de duim houdt. De Irakezen weten dat degene die één verkeerd woord over de president durft uit te spreken, honger zal lijden, of nog erger.