Dat zegt epidemioloog Jim van Steenbergen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) nu het aantal patiënten met Q–koorts zich niet meer alleen concentreert in de provincie Noord–Brabant. Ook in alle andere provincies hebben mensen inmiddels de ziekte opgelopen. Ook het aantal besmette veehouderijen is over bijna heel Nederland verspreid, behalve in Zeeland en Noord–Holland.„Waarom heeft de sector zelf in 2007 geen vervoersverbod vanaf positieve bedrijven afgekondigd? Toen hadden we in ieder geval een bedrijf dat was besmet met Q–koorts waar mensen omheen wonen. Je zou denken dat de sector zelf het verstand heeft om dan te denken: die besmetting moet niet bij andere bedrijven terechtkomen. Ik weet zeker dat de geitenhouders zonder Q–koorts op hun bedrijf dat zo willen houden. Ik heb begrepen dat twee nieuwe positieve bedrijven buiten Brabant besmet zijn geraakt door het vervoer van geïnfecteerde geiten”, aldus Van Steenbergen.

Sinds 2007 zijn elf mensen overleden aan de Q–koorts en werden in dat jaar alleen al 168 mensen gemeld aan de GGD vanwege de ziekte. Het jaar daarop, in 2008, zijn duizend mensen gemeld met ziekte door de bacterie en in 2009 bijna 2300. Van Steenbergen steekt ook de hand in eigen boezem: „Het is mogelijk dat wij de kans op snelle verspreiding van de ziekte in het begin ook hebben onderschat. In ieder geval hebben we in 2007 niet gezegd: kijk uit, want dat kan alleen maar erger worden. Dat hebben we ons toen niet gerealiseerd”.

In een reactie zegt het LTO dat in 2007 de status van bedrijven, al dan niet besmet, niet bekend was. „Er is onlangs tankmelkonderzoek gedaan en op basis daarvan kunnen nu heel gerichte maatregelen worden genomen. Het is de vraag of de ziekte zich bij een vervoersverbod niet verder zou hebben verspreid. Achteraf is het gemakkelijk praten. LTO is benieuwd welke adviezen het RIVM in 2007 heeft uitgebracht, gegeven het beperkte aantal ziektegevallen op dat moment”.