Ze fluistert voor het laatst: Dag kinderen
Het onuitsprekelijke leed dat Holocaust heet, wordt –misschien op de voormalige kampen na– nergens zo goed vertolkt als in Jeruzalem, in Yad Vashem. Onwillekeurig gaat de bezoeker op zoek naar de Demjanjuk in zichzelf.
Chanan Nol, als oorlogskind geboren in een Limburgs klooster in 1943 en allang tevreden inwoner van Israël, is de rust zelve. Maar niet altijd. Als het lijkt alsof je de Arabieren gaat verdedigen, kunnen zijn ogen vuur gaan spuwen.Een schadevergoeding voor een Palestijnse vluchteling die kan bewijzen dat hij ooit in Israël woonde, akkoord. Maar of die Palestijn terug kan komen naar Israël, met al zijn nakomelingen? „Houd toch op. Dan wil ik ook het huis van mijn ouders opeisen in Amsterdam. Dat is aan een NSB’er verkocht, in de oorlog, voor 7 gulden. Zeven gulden!”
Daar is hij weer. De oorlog. De Holocaust. Voor de schaarse overlevenden die er nog zijn, is de verschrikking van nazi-Duitsland er nog iedere dag. Maar ook voor het merendeel van hun nakomelingen.
En dan heeft Chanan (66) nog wel geluk gehad. Zijn ouders kwamen wonder boven wonder beiden terug uit Kamp Westerbork, het overgrote deel van zijn familie werd in de oorlog door de Duitsers vermoord in de verschillende kampen in „moordhol Polen.” Vanuit Westerbork kwamen de meeste gevangenen immers níét vrij. Alleen al naar vernietigingskamp Sobibor werden ruim 34.000 Nederlandse Joden vanaf Westerbork op transport gesteld, in negentien treinen. Vrijwel allen werden nog op de dag van aankomst vermoord. Het zijn die misdaden waarvoor John Demjanjuk op het ogenblik terechtstaat.
Eretz Yisrael
De ouders van Chanan ontsnapten op het nippertje aan dat lot. Maar terug in Amsterdam wachtte de teleurstelling, toen bleek dat hun huis inmiddels in handen van anderen was. Het gezin –zijn vader overleed enkele maanden geleden, zijn moeder leeft al langer niet meer– emigreerde meteen in 1948 naar het juist gestichte Joodse thuisland, Eretz Yisrael.
Over de oorlog werd niet gepraat. „Daar vraag je niet meer naar, als je ziet dat je moeder keer op keer meteen in huilen uitbarst.” Toen Chanans moeder een paar jaar geleden overleed, kwamen de opgekropte verhalen er bij zijn vader alsnog uit, voor het eerst. Stukje bij beetje kwamen de herinneringen los – tot zijn overlijden onlangs. De niet-vertelde verhalen nam hij mee in zijn graf.
Chanan, op zijn beurt, doet zijn verhaal in Yad Vashem, het Israëlische herinneringscentrum voor de Holocaust in Jeruzalem. Daar leidt hij als Nederlandstalige gids vaak groepen rond. Maar hij vindt het iedere keer weer een grotere beproeving, dat rondslenteren in Yad Vashem.
Stil zit hij op een bankje naar een van de vele video’s te kijken. Een schoolklas loopt luidruchtig langs.
Misschien, ja misschien dat hij het één dezer dagen toch wel doet, het formulier van Yad Vashem invullen met zíjn verhaal over de Holocaust. Dan is er toch iets, nu zijn ouders het niet meer kunnen vertellen. En wat ook meespeelt: Yad Vashem loopt al vaak genoeg tegen deuren aan die voor de neus van de medewerkers worden dichtgegooid. Omdat sommige Joden anno 2009 nog altijd niet herinnerd willen worden aan daar en toen.
Kogelhulzen
Het herinneringscentrum is opgezet om te choqueren. En dat lukt. Niet door de luidruchtigheid van de tentoonstelling –hoewel met het grootste gemak ook een brute, luidruchtige versie gemaakt had kunnen worden– maar vooral door de zwijgende heenwijzingen naar wat geweest is.
De gang die steeds nauwer wordt; de stille getuigen zoals kogelhulzen uit de kampen in de vitrines; de brug van hout die naar het deels ondergrondse complex voert, het onwrikbare grauwe beton van de muren, terwijl elders in de stad alleen het gelige Jeruzalemsteen gebruikt mag worden: ze vormen een opeenstapeling van sinistere verwijzingen naar een inktzwarte, onpeilbare diepte van verwoesting.
En dan de levende getuigen die hun verhaal op video doen, zoals die Nederlandse Joodse vrouw die als kind door haar ouders in een kledingkast verstopt werd toen de Duitsers kwamen. Voordat ze mee moest, mocht ze haar jas pakken. En ze maakte van de gelegenheid gebruik om te fluisteren: „Dag kinderen. Ga naar de familie Teeboom.” De vrouw op de film stokt als ze het laatste beeld van haar moeder terugroept in haar herinnering. „We hebben haar nooit meer teruggezien.”
Minilichtjes
Yad Vashem is te veel voor een mens – als je althans alles tot je door wilt laten dringen. Het monument voor de omgekomen kinderen bijvoorbeeld, waar de nagedachtenis van ruim 1,5 miljoen Joodse kinderen in ere wordt gehouden. Tentoongesteld wordt er niets in de zaal, die is uitgehakt in een rots en vanbinnen geheel uit glas is opgetrokken. Er branden alleen vijf kaarsen in een glazen zuil in de verder duistere ruimte. Die minilichtjes worden oneindig weerspiegeld. Een monotone stem laat in verschillende talen de persoonsgegevens van de omgekomen kinderen horen. Dat gebeurt al sinds de bouw van het Kindermonument in de jaren tachtig. Maar nog nooit kwam een naam opnieuw aan de beurt. Anderhalf miljoen, dat is oneindig.
Het makkelijkst is om die duistere periode te zien als een gestolde samenballing van het kwaad, met Hitler als de personificatie ervan. Dáár en toen, maar vooral niet hier en nu.
Maar dat laat Yad Vashem niet toe. Daarvoor komen te veel medeplichtigen in beeld, van de bereidwillige administrateur in Nederland tot de kampbewaker in Sobibor.
En steeds vraag je je af: Wat had ik gedaan als ik in de schoenen van de nu stokoude John Demjanjuk had gestaan, die in München alsnog zijn proces ondergaat? Had ik de moed en de kracht gehad om tegen het systeem op te boksen?
Steentje leggen
Wie die vragen, de beklemmende sfeer of beide niet langer aankan, kan naar buiten vluchten. Naar de tuin van de verdwenen Joodse gemeenschappen bijvoorbeeld, waar je binnen de kortste keren verdwaalt tussen de grote stenen met daarop de duizenden plaatsen waar ooit wel, maar nu geen of nauwelijks nog Joden wonen. Nederland is rijkelijk vertegenwoordigd. Zelfs in Duitsland was het percentage Joden dat nooit terugkeerde, lager. Apeldoorn, Elburg, Middelburg, Vlissingen: ze staan er allemaal op. Een hagedis schiet over de grote, uitgehouwen letters. Een steentje leggen op het kleine monument dat erbij staat, is wel het minste dat je kunt doen.
Maar daar is ook de laan van de rechtvaardigen, ter ere van hen die hun leven in de waagschaal stelden om Joden van de vernietiging te redden. En paradoxaal genoeg geldt ook hier: er is, op Polen na, geen land dat zo vaak vertegenwoordigd is op de bordjes bij de bomen dan Holland, Netherlands, en weer Holland.
De bomen die de rechtvaardigen symboliseren, staan er ondanks de hitte florissant bij. De bordjes op de grond bij hun stam dwingen terug te denken, maar tegelijk verhindert niemand de bomen door te groeien, klaar voor de toekomst. Ze lijken wel wat op de Israëlische soldaten die overal in Yad Vashem in groepen rondlopen. Veel te jonge jongens en meisjes met grote geweren, de baret gevouwen onder de epaulet op de schouder. De verhalen van Yad Vashem moeten levend blijven. Want Israël moet blijven bestaan.
Sabbatwijn
Het is vrijdagavond, sabbatavond. In het hotel stopt de linkerlift op elke verdieping – zodat een orthodoxe Jood geen knopjes hoeft in te drukken. Chanan, zelf meer liberaal van inslag, spreekt het sabbatgebed uit over de zelfbedieningsmaaltijd. Vanavond vlees en vis, morgen melkproducten. Na het gebed drinkt hij van de sabbatwijn.
Het ritueel doet vaag aan het avondmaal denken – wat waarschijnlijk helemaal niet zo gek is. De hand van Chanan beeft een beetje. Maar hij zet de eeuwenoude Joodse traditie voort. Tegen de klippen op.
yadvashem.org.
Ontsproten aan Jesaja
„Ik zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwige naam zal Ik een ieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden.”
Die tekst, Jesaja 56:5, is de naamgever van het herdenkingscomplex Yad Vashem in Jeruzalem. Het woord ”plaats”, ”yad” in het Hebreeuws, kan ook vertaald worden met gedenkteken, zoals de meeste Nederlandse Bijbelvertalingen doen. Het oorspronkelijke woord voor ”naam” is ”shem”.
Die twee begrippen, gedenkteken en naam, komen samen in het uitgebreide complex dat Yad Vashem heet. Soms heel letterlijk, zoals in de Hal der Namen, waar de persoonlijke gegevens worden bewaard van miljoenen Joden die in de Holocaust zijn vermoord. Soms ook meer symbolisch, zoals in de bekende veewagon die in oorspronkelijke staat vanuit Polen is overgebracht en waarin duizenden naamloze Joden een zekere dood tegemoet reden.
Yad Vashem is in 1953 opgericht in opdracht van het Israëlische parlement, de Knesset. Alle musea en monumenten van het complex zijn gratis voor het publiek toegankelijk.