Prof. Hoogland: huiver bij alle vooruitgang
Hij signaleert in de westerse samenleving een opmerkelijke paradox. Aan de ene kant ziet hij mensen met hulp van wetenschap en techniek streven naar een steeds comfortabeler leven, aan de andere kant neemt hij een groeiend gevoel van onzekerheid waar over de prijs die alle vooruitgang kost. Hoe taxeert prof. dr. Jan Hoogland (50), vanaf januari volgend jaar lector samenlevingsvraagstukken aan de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle, die tegenstrijdige beweging? „Onze tijd heeft meer dan ooit behoefte aan mensen die leven in de navolging van Christus.”
Hij ziet zichzelf niet als een man met het hart op de tong. Tot grote woorden en stellige uitspraken laat prof. Hoogland zich niet gemakkelijk verleiden, zeker niet als het gesprek gaat over complexe ontwikkelingen in de westerse samenleving die zich volgens hem misschien wel het best laten karakteriseren als postmodern. Tegelijk is de hoogleraar reformatorische wijsbegeerte niet benauwd om, als het moet, de vinger op de zere plek te leggen. „Onder christenen ontbreekt al te zeer een ”sense of urgency”, een gevoel van urgentie”, zegt hij.Wie is prof. Jan Hoogland? Een man die zichzelf gemakkelijk laat kennen?
Met een lach: „Niet echt. Ik ben vrij gesloten, denk ik. Altijd wel een beetje op mijn hoede. Dat is een karaktertrek. Sommige mensen geven anderen meteen hun vertrouwen. Zo ben ik niet. Ik ga meer zoekend en tastend mijn weg. Ik stel vooral vragen.”
Jaloers op mensen die zich snel in het hart durven laten kijken?
„Ik heb bewondering voor hen, maar ik zie ook de voordelen van mensen die, net als ik, meer secundair, voorzichtig en bedachtzaam zijn. Je moet er toch niet aan denken dat iedereen primair van karakter is. Dat zou de rust in de samenleving niet bevorderen. Mensen kunnen toch al zo snel zijn in het uiten van hun boosheid en verontwaardiging.”
Hoe omschrijft u zichzelf?
Na enig nadenken: „Ik denk dat ik vrij communicatief ben ingesteld, ik kom vrij gemakkelijk met mensen in gesprek, luister graag naar anderen. Ik hecht veel waarde aan integriteit en heb een vrij sterk rechtsgevoel. Met verstoorde verhoudingen kan ik moeilijk overweg. Als er sprake is van een conflict, ga ik op zoek naar bruggetjes die partijen kunnen verbinden.”
Bent u een gevoelsmens?
„Ik denk dat ik op anderen overkom als een rationeel mens: nadenkend, bezig met begrippen, analyserend. Maar dat neemt niet weg dat ik wel degelijk mijn emoties heb. Ik kan snel geraakt zijn.”
U bent opgegroeid in gereformeerd vrijgemaakte kringen. In hoeverre hebben vragen over geloof en gevoel in uw leven een rol gespeeld?
„Het beeld is vaak dat mensen die gereformeerd vrijgemaakt zijn, een heel rationeel geloof hebben. Dat vind ik eenzijdig. De verhouding tussen ratio en emotie is niet zo gemakkelijk te duiden. Waar komt die trouw aan de leer vandaan? Welke passie zit daaronder? Hoe laat zich dat verklaren?”
„Zelf heb ik de geloofsleer sterk intellectueel benaderd. Zeker als student heb ik me vaak afgevraagd of alles wel zo helder is als werd gesuggereerd. Met name het punt van de uitverkiezing heeft mij sterk beziggehouden. „Je kunt niet op alle vragen antwoord krijgen”, werd mij soms gezegd. Maar dan vroeg ik me af of we er juist niet te veel over hadden gezegd. Was er wel genoeg oog voor het geheim van het geloof, voor dat waar we met ons logisch denken niet bij kunnen?”
Bevindelijk gereformeerden hechten veel waarde aan de toe-eigening van het heil. Herkent u de vragen over dit thema bij uzelf?
„In die zin dat ik besef dat de vragen op dit terrein raken aan iets wat ook mij raakt: het geloof is niet een louter begripsmatige kwestie, maar een zaak van het hart. Het uit zich in je manier van leven. Wie ben je voor je gezin? Hoe ga je om met mensen om je heen?
Zelf heb ik het geloof lange tijd meer als een ”heilig moeten” beleefd dan als een bron van vreugde. Vreugde is niet bepaald een eigenschap die in het oog springt als je naar het gereformeerde volksdeel kijkt. Bij mijzelf kwam dat vooral doordat ik God zag als een grote macht die weliswaar voortdurend op mijn leven was betrokken maar bij Wie ik mij niet zonder meer veilig wist. Hij boezemde mij min of meer angst in.
Dat is veranderd toen ik meer en meer ervan doordrongen raakte dat ik mij door God geliefd mag weten. Ik ben bij Hem thuis, zij het niet op een happy-clappy-manier. God blijft altijd de Verhevene. De eerbied voor God, het ontzag voor Hem, dat mag niet ontbreken. We hebben Hem niet in onze broekzak.”
U bent zes jaar geleden vanuit de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) overgegaan naar de Nederlands Gereformeerde Kerken. Moeilijke stap?
„Het voelt als ontrouw. Als een scheiding.
Concrete oorzaken voor de breuk kan ik moeilijk aanwijzen. Naar mijn indruk was er voor mijn opvattingen steeds minder bewegingsvrijheid in de kerk. Niet formeel, maar wel informeel. Ik ben iemand die zich graag uitspreekt. Toen ik zag dat mijn standpunten allerlei controverses opriepen, ging ik mij hoe langer hoe meer behoedzaam opstellen. Ik verloor mijn onbevangenheid, was altijd op mijn hoede.”
U voelde zich bejegend als een nieuwlichter?
„Zo werd ik wel gezien, ja.”
Bént u het ook?
„Nee. Ik ben geen man met vernieuwingsstrategieën. Of iemand die discussie wil forceren. Helemaal niet. Maar ik stel wel vragen. En ik houd ervan argumenten te wisselen.
Ik zeg altijd: Zowel in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt als in de Nederlands Gereformeerde Kerken is grote diversiteit. Maar de verschillen voelen in de ene kerk anders dan de andere. Nederlands gereformeerden gaan er naar mijn mening soepeler mee om dan vrijgemaakten.”
De verschillen onder kerkmensen zijn groot, in de samenleving is het niet anders. Veel christenen ervaren de tijd waarin zij leven, mede daardoor, als tamelijk verwarrend. En u?
„Het is zeker niet eenvoudig om zicht te krijgen op de processen die schuilgaan achter alle indrukken die je overdag op straat, via de media en in gesprekken met collega’s en studenten opdoet. De complexiteit is zo groot, dat ze mij ervan weerhoudt al te stellige uitspraken te doen.”
Het geestelijk klimaat wordt postmodern genoemd. Ook door u?
„Wat ik waarneem is een enorme vooruitgang op allerlei gebied, niet in de laatste plaats dankzij de wetenschap en de techniek. Die hebben ons veel moois en goeds gebracht. We hebben er onze welvaart in hoge mate aan te danken.
De mens heeft het terrein van zijn kunnen de afgelopen decennia enorm verbreed. Er lijkt nauwelijks een grens aan het verleggen van onze grenzen te zijn. Om maar iets te noemen: we beginnen zelfs in beeld te krijgen hoe we een baby kunnen maken naar onze eigen wens. „Rood haar, een wiskundeknobbel, een groot hart? Zegt u het maar.” Wetenschappers zijn bezig te onderzoeken hoe het menselijk bewustzijn kan worden gedigitaliseerd en gedownload.”
„Al die ontwikkelingen leiden ertoe dat de mens zijn bestaan perfectioneert. Dát is voor mij kenmerkend voor het modernisme. Wat is het postmodernisme? Hoewel ik het niet gemakkelijk vind er een definitie van te geven, houd ik het vooralsnog op het toenemend besef dat de vooruitgang die wij boeken, niet alleen voordelen maar ook nadelen met zich meebrengt. Er is onzekerheid. Kan alles wat wij doen wel? Waar zijn wij mee bezig? Waar loopt alles op uit?
Het modernisme is de trein van de vooruitgang. Iedereen juichte toen HIJ ging rijden. Alles zou beter worden. Nu HIJ met grote vaart doordendert en niet meer lijkt te kunnen stoppen, slaan twijfel en verwarring toe.”
Waar komt die onzekerheid vandaan?
„Moderne mensen zijn gestempeld door het geloof in de vooruitgang, postmoderne mensen worden geconfronteerd met de schaduwzijden ervan. Zij voelen aan dat de bestaanszekerheid, de welvaart en het comfort dat de moderne tijd heeft opgeleverd, in wezen toch niet zeker, vast en duurzaam zijn. Zij ervaren bovendien de existentiële leegheid erachter.
Wie zijn ogen de kost geeft, ziet wereldwijd enorme problemen, vaak ook nog eens veroorzaakt door alle welvaart in het Westen: de economische crisis, het milieuvraagstuk, de eindigheid van de grondstoffenvoorraad, noem maar op.
Wat mij aan deze tijd opvalt, is dat niet alleen gelovigen, maar ook ongelovigen min of meer bewust apocalyptische beelden hebben als het gaat over de toekomst. Denk aan de klimaatfilm van de Amerikaanse oud-vicepresident Al Gore, waarbij vloedgolven over delen van Europa heensloegen. Dat is misschien al te overdreven, maar het beeld duidt wel aan dat de aarde te kampen heeft met enorme milieuproblemen.”
Maakt u zich zorgen over de toekomst van uw kinderen?
„Laat ik het zo zeggen: Ik ben niet zonder meer optimistisch. Zeker niet. Al weet ik dat God uiteindelijk het leven in Zijn hand heeft. Die gedachte kan ons voor paniek bewaren.
Toch heb ik grote bedenkingen bij de enorme sprongen voorwaarts die wetenschappers en technici maken. Het streven naar vooruitgang komt naar mijn overtuiging ten diepste voort uit een drang naar perfectie. Het lijkt alsof de mens alles op alles zet om het verloren paradijs terug te vinden.”
Wat zijn volgens u de risico’s?
„Mijn huiver is dat de mens zich op Gods troon zet. En dat is niet de bedoeling. Het Oude Testament verhaalt dat als de mens kennis heeft van goed en kwaad, God de boom des levens voor hem ontoegankelijk maakt. Dat doet Hij om de mens te behoeden voor veel groter kwaad. Zou de mens vanuit het kwade macht krijgen over het leven, dan moeten we helemaal vrezen voor een verkeerde afloop.”
Waar denkt u concreet aan?
„De mens kan door de technologische vooruitgang zo veel meer dan vroeger, maar zijn morele inborst is daarmee nog niet beter of betrouwbaarder geworden. Juist als de mens veel kan, kan hij ook veel ten kwade.
We doen enorme wetenschappelijke ontdekkingen, maar we kunnen niet als God de consequenties ervan overzien. Wij zijn schepselen, we blijven schepselen. De mens is geen autonoom wezen, hij is een geroepene, een antwoord-wezen.
Het is uiterst riskant als de mens zichzelf tot god wordt, juist omdat het kwade in hem aanwezig is. Hebben we daar grip op? Dat is zeer de vraag, zeker als je ziet dat mensen geen gedeelde normen hebben. Het kwade in de mens kan leiden tot grote rampspoed.
Op dit punt valt er lering te trekken uit de kredietcrisis. Die is ontstaan vanuit de idee dat de bomen de hemel in konden groeien. We dachten dat we ouderwetse economische cycli wel te boven konden komen. Niet dus. Er bleek onvoldoende rekening te zijn gehouden met de negatieve elementen in ons mens-zijn.”
In hoeverre zijn christenen postmodern?
„Dat is een vraag waarover ik veel nadenk. Postmodernisme wordt vaak geassocieerd met pluralisme en verwarring. Niet ten onrechte. Zelfbewuste mensen hebben nu eenmaal meer ruimte nodig. Letterlijk: denk aan grotere huizen, grotere auto’s en meer consumptie. Figuurlijk: kijk naar de claims op vrijheid van meningsuiting, het opkomen voor de eigen rechten.”
„Die ontwikkeling heeft ook haar uitwerking op christenen. Mensen stellen zich steeds onafhankelijker op en eisen meer dan voorheen ruimte voor zichzelf. Tegelijk zijn ze even onzeker als anderen en heersen ook onder hen vage gevoelens van onbehagen.”
Dat laatste hangt ook samen met alle verschillen van inzicht over fundamentele kwesties. Hoe vindt een mens in het woud van meningen nog zijn weg?
„Ik heb niet zo veel moeite met de verscheidenheid die er onder christenen wereldwijd is. Ik kan ervan genieten een charismatische Ghanees in gesprek te zien met een stoere calvinist uit Nederland. Dat denk ik: Wat is Gods schepping rijk gevarieerd.
Van belang is dat bij alle verschil een authentieke, gedeelde kern van het christelijk geloof zichtbaar is. Die kern is niet zozeer de leer, maar het werk van Christus voor jouw persoonlijk leven en voor dat van anderen.
Waar het in onze tijd op aankomt, is wat mij betreft de navolging van Christus. Laat de één iets van die kern zichtbaar maken in een bevindelijk gereformeerde cultuur, laat de ander dat doen in zijn meer rationeel gekleurde omgeving. Als de boodschap van Christus maar doorklinkt. Dat is waar de seculiere wereld behoefte aan heeft.”
Het klinkt alsof u de geloofsleer relativeert ten gunste van het leven.
„Begrijp me goed: ik wil helemaal niet zeggen dat christenen de leer maar moeten laten voor wat hij is. Wel ben ik voorstander van een andere manier van omgaan met onderlinge leerverschillen. De praktijk heeft mij geleerd dat die zich niet laten overbruggen met discussies. Dat leidt vaak alleen maar tot gekissebis. Daarom pleit ik ervoor dat mensen zich bewust zijn van hun overtuiging, daar ook naar leven, maar dat zij in de contacten met medechristenen weten wat hoofd- en bijzaken zijn.”
Wat is volgens u de roeping van christenen in een postmoderne samenleving?
„Ik roep niemand ertoe op de wereld te gaan verbeteren. Van die gedachte ben ik bekeerd. Onze roeping is wel in de gebrokenheid van het bestaan op een goede manier te leven: onbevangen, ontvankelijk voor wat God geeft, met zorg en aandacht voor de naaste, voor mensen die in pijn en nood hun weg gaan, voor de schepping.
Onder christenen ontbreekt vandaag de dag al te zeer een ”sense of urgency”, een gevoel van urgentie, voor de ingrijpende ontwikkelingen in de samenleving. Ik vraag me sterk af of wij als christenen alert genoeg zijn. Veel kerkmensen hebben hun zaakjes goed voor elkaar. Dat misgun ik niemand. Toch voel ik me er niet helemaal rustig bij.
Wat mij betreft moeten christenen seculiere mensen niet zozeer werven door de verkondiging van hun boodschap, maar door een aanstekelijk te leven. Niet wat wij vinden is het belangrijkste, maar hoe wij ons geloof tot uitdrukking brengen in ons doen en laten. Als christenen daarin slagen, vragen mensen die dat waarnemen zich vanzelf wel af waar zij dat vandaan halen.”
Levensloop
Jan Hoogland werd op 1 juni 1959 te IJmuiden geboren. Hij groeide op in Ede en ging na het volgen van de basisschool naar de gereformeerde scholengemeenschap Guido de Brès in Amersfoort.
Van 1977 tot 1981 studeerde Hoogland sociologie en van 1981 tot 1986 filosofie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Hij promoveerde in 1992 op een wijsgerig onderzoek.
Na enkele jaren docentschap kwam Hoogland in 2000 in dienst bij de stichting Philadelphia Zorg te Nunspeet. Vorige maand nam hij afscheid van de zorginstelling. Hij hield zich er onder meer bezig met vragen over zingeving, ethiek en identiteit.
Sinds 1997 is prof. Hoogland bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Universiteit Twente. Deze maand is hij tevens benoemd als docent bestuurswetenschappen aan de Vrije Universiteit. Per 1 januari gaat hij aan de slag als lector samenlevingsvraagstukken aan de Gereformeerde Hogeschool te Zwolle.
Hoogland is getrouwd en heeft drie kinderen.